Ik spreek jullie dan aan, broeders, 
door het medelijden van God, 
jullie lichamen te presenteren als 
offer, levend, heilig, welgevallig 
voor God, dat is jullie logische 
dienst aan God.

Romeinen 12:1

Het broeders geeft dit gedeelte
nadruk. De genade is hier, dat
wij ons lichaam aan God geven.
Hij zet ons in Zijn dienst. In de
eredienst van Israël ging het om
dode offers. Dat ons lichaam een
levend offer is, verwijst naar het
overgegeven leven van de Zoon
van God – nu. Zoals brandoffers
(opstijg-offers) opbrandden voor
Jahweh tot een aangename reuk,
gaf Hij Zich over aan Zijn Vader,
reeds in Zijn leven op aarde.
Maar ook nu geeft Hij Zich voor
Vader en ons; Efeziërs (5:1,2)
laat dat zien. We wandelen als
navolgers van God, Zijn geliefden.