De natiën echter, ter wille van de 
de barmhartigheid, verheerlijken 
God, zoals geschreven staat:
“Daarom zal ik U onder de 
natiën van harte belijden, en voor 
Uw naam zal ik snaren bespelen.”

            Romeinen 15:9

Gods barmhartigheid, die in de
Hebreeuwse woorden chèsèd
(goedgunstigheid) en nacham
(vertroosting) naar voren komt,
leidt tot Gods verheerlijking door
de natiën. Hij was, is barmhartig
voor Zijn volk Israël én voor de
natiën. Op dezelfde manier zijn
de gelovigen zo, dat ze de ander
zonder onderscheid tot zichzelf
nemen, zoals Christus doet, tot
eer van God (zie 15:7).
Alle gunst komt van God, en dat
manifesteert zich in en door de
gelovigen nu en Israël straks op
aarde. In overeenstemming met
de Schrift
is dit alles wel.
We zien in de komende dagen
dat Thora (wet), Profeten en
Psalmen naar voren komen om
een en ander te bevestigen.