opdat ik in vreugde naar jullie 
toe kom door de wil van God, 
en ik zou rusten met jullie

     Romeinen 15:32

Nu het tweede opdat waarvoor
Paulus gebed vroeg. Niet alleen 
in verband met het gevaar dat 
op de loer lag. De vreugdevolle 
ontmoeting met de broeders en
zusters lag in het verschiet. 
De ontmoeting zou in genade 
zijn; de geestelijke genadegave 
die hij door had te geven (1:11)
zou ze vastheid geven. Tot God
bidden, dat was nodig om door 
de wil van God
 naar Rome te 
gaan. In alles besefte Paulus, dat
God mogelijk maakte wat hij aan
dienstwerk kon doen. Zo ook in
ons leven; God bepaalt je weg;
we gaan biddend, afhankelijk
van de liefdevolle Vader, door
diepte, moeite, verdriet heen.
Met geweldige verwachting.