Leg niemand snel de handen 
op, neem ook niet deel aan 
zonden van anderen; bewaar 
jezelf rein
    
1 Timotheüs 5:22

Het opleggen van handen was
voorschrift op Jom Kippoer, 
de ‘grote verzoendag’. 
Het lijkt erop, dat het geven 
van zegen (Hand.6:6), heilige 
geest (Hand.8:19) door de
handoplegging tijdens de 
‘Handelingentijd’ plaatsvond.
Het ‘niet snel’ in deze tekst 
wijst al in een zekere richting.  
Het beheer van de genade van 
God (Efe.3:2) trad in werking
toen Paulus zijn brieven in de
gevangenis te Rome schreef.
Handoplegging was toen niet 
meer nodig. God zelf verzegelt 
in Christus door heilige geest 
álle gelovigen van het lichaam
van Christus. De reiniging en 
heiliging is door de geest van 
God
, gebeurt zonder handen
(aanraking) van mensen.