Wij wensen echter naar God
toe, dat jullie geen kwaad
doen, in niets, niet opdat wíj
beproefd zichtbaar worden,
maar opdat júllie het
uitstekende doen, en wij als
onbeproefd zijn
2 Korinthiërs 13:7
Uiterst genadevol geeft Paulus
aan, dat zijn gebed en wens is,
dat zij, door Gods genade, ver
bij het kwaad vandaan blijven.
En dat bedoelt hij dan nog niet
eens als afstralend op hem zelf
en zijn mede-arbeiders. Paulus
was wél beproefd, sowieso, en
sommige Korinthiërs willen nog
steeds ‘bewijzen’ ervan zien.
De wil van God is, dat zij en wij
het uitstekende doen. Dat is:
leven voor Zijn aangezicht en
de heiligheid voltooien in de
vrees van God (2Kor.7:1).
Heiligheid wijst erop, dat wij
als gelovigen, u, jij en ik, ons
lichaam dagelijks stellen tot
levend, heilig, God welgevallig
offer. Dat is voltooien; een
actieve wandel in nieuwheid
van leven. Voltooien betekent
niet: perfectie bereiken.
Dat najagen levert verkeerde
krampachtigheid op.
Wij leven ontspannen in de
liefde en genade van God,
gericht op Vader en de ander.