..God zette zijn grote plan met de mensheid voort met de christelijke
gemeenten, maar niet op dezelfde wijze als met Israël. Israëls recht-
vaardig voor God zijn was nog voorwaardelijk, het was nog verbonden
aan wetsonderhouding. Want Israël verkeerde nog in de fase van het
onmondig kindschap, dat zichtbare voorschriften Gods nodig heeft.
Wie in Israël de wet van Mozes niet achtte, was een onrechtvaardige.
Jezus Christus had nog niet op Golgotha de zonden van de wereld weg-
gedragen.
De christelijke gemeenten zijn na de verwoesting van de Tempeldienst
gaan menen een nieuw geestelijk Israël te zijn , welks rechtvaardig zijn
nog steeds afhankelijk was van het onderhouden van Israëls vergees-
telijkte wetten. Jezus Christus had op Golgotha Gods wet vervuld en de
zonden van de mensheid weggedragen, hetgeen God met de mensheid
heeft verzoend ’toen zij nog vijanden waren’ (Romeinen 5:10), maar
dat werd niet goed verstaan. De bloedige Tempeloffers waren overbodig
geworden, maar dat nam niet weg dat het op Jezus Christus vertrouwen
van het nieuwe Israël verbonden bleef aan het onderhouden van kerke-
lijke voorschriften. Wie die verachtte, was een goddeloze….
De christelijke gemeenten zijn Gods genade blijven verbinden aan wets-
onderhouding, dat is aan menselijk gedrag. Zij zijn Israëls voorschriften
van Mozes gaan verchristelijken, menende nog steeds als Israëls bonde-
lingen te zijn, leden van het Nieuwe Verbond, in plaats van zonen en
dochters van God de Vader.’

Uit: ‘De Almachtige is de Vader van alle mensen’ – drs. A. Keizer, blz.26,27