‘Ondanks de grote vloed en de nieuwe kans die de mensen
kregen, bleek al snel dat de mens nog net zo slecht was als
in de dagen van Noach. Bij Babel verstrooide God de mensen
en verwarde hun spraak, om hen te beteugelen…
Alleen Lot en zijn twee dochter konden Sodom en Gomorra
ontvluchten, ook Lot maakte geen bekeerlingen…
Steeds blijkt de innerlijke ongerechtigheid van de mens, die
het onmogelijk maakt dat het vlees God kan behagen. Zelfs
de rechtvaardige regering van Christus in de 1000 jaar ver-
andert dat niet; het onderdrukt die slechts.
Alleen een nieuwe schepping kan echt verandering brengen.’

Uit:  The All-sufficiency of God – J.H. Essex, UR LXIV, blz. 62,63