‘Als God zich aan Noach als de Algenoegzame geopenbaard had,
dan zou Hij zelf de ark gebouwd hebben. In plaats daarvan werd
Noach aangemoedigd te geloven dat hij zelf nogal wat moest
doen om zijn redding veilig te stellen – hij moest de ark bouwen.
Dat kostte veel tijd en inspanning. Maar aan Abraham introdu-
ceerde God zichzelf als de God die voldoende is – de God die be-
reid is alles te doen. Zelfs als dat betekent dat de doden levend
gemaakt worden en dat wat niet is op te roepen alsof het er al
was. Omdat Abraham zo’n God geloofde, werd hij de vader van
alle gelovigen.
Met andere woorden: hier wordt een nieuw voorbeeld van geloof
naar voren gebracht. Het is niet langer: ‘God helpt hen die zichzelf
helpen’; maar: ‘God helpt hen die zichzelf niet kunnen helpen’.
En er is niemand die zichzelf kan helpen, want de optelsom van
alle menselijke inspanning is: leegte (ijdelheid).
En zo’n geloof vormt de basis voor rechtvaardiging.
Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex , UR LXIV, blz.68.