‘God regeert over alles, maar dat zien wij nu toch niet?’
Dat zegt Hebreeën 2 ook. Wij zien nu nog niet dat Hem (Christus Jezus) alles
onderworpen is. Hij is verhoogd aan Gods rechter(hand), en is de hoogste van
heel de schepping, onder Zijn God en Vader. Straks zal ook op aarde te zien zijn
dat Hij werkelijk de Koning van de koningen en Heer van de heren is. Wij zien
Hem wel, met eer en heerlijkheid gekroond.
‘En wij maken dan deel uit van het verborgen koninkrijk van de Zoon van Gods
liefde?’
Ja, zo zegt Kolossenzen 1:12-14 dat. Wij bevinden ons niet langer in het volmachts-
gebied van de duisternis, maar in Zijn koninkrijk, verborgen, Hij heeft ons immers
getrokken uit deze boze eon (Galaten 1:4). Het boek Esther heeft daardoor toch in
typologische zin een betekenis voor ons: in onze dagen (afgelopen 2000 jaar) leeft
de mensheid met een afwezige God. Afwezig, in die zin, dat er geen rechtstreeks in-
grijpen van Hem te zien is, zoals bijvoorbeeld wel destijds bij Noach en bij Sodom
en Gomorra en Adama en Zeboïm.
‘Bijzondere parallel inderdaad, geen rechtstreeks sprekende en handelende God.’
Het bijzondere is, dat in Esther blijkt, dat God wel degelijk de gebeurtenissen leidt.
Wij zeggen: dat was net op tijd, dat het allemaal gebeurde. Net op tijd, dat koning
Ahasveros Esther de gouden scepter aanreikt. Net op tijd, dat bij de maaltijd die
Esther had aangericht, werd de Jodenhater Haman ontmaskerd en hij werd gehan-
gen op of aan de 50 el hoge paal die hij voor Mordekai had laten opzetten bij zijn ei-
gen huis (Esther 7:10).
‘Prachtig hoe de hele zaak ineens omkeert, in enkele ogenblikken, terwijl men wijn
aan het drinken was.’
En zo zien we dat de 13e van de twaalfde maand (Adar) er een nieuw begin kwam voor
het volk, dat gedood zou moeten worden, maar dat de vijanden in handen kreeg en zo
wonderlijk verlost werd door de hand van Esther, of beter gezegd: de hand van
Jahweh, die Zijn volk nooit zal laten omkomen. Men viert bij de Joden op 14 en 15
Adar steeds het Purimfeest, als herinnering hoe het lot viel destijds. Het lot, waarvan
Jahweh de uitkomst bepaalt (Spreuken 16:33)!