Woord vandaag

‘Duidelijk gisteren. De uitkomst van Gods plan is dat al het kwaad
voor altijd zal verdwijnen.’

Romeinen 8 zegt, dat God alles doet meewerken tot het goede. Dat wordt
daar op het leven van de gelovige toegepast, maar geldt op alle niveaus
in de loop van de eonen. Daaronder valt dus ook het kwaad. Voor veel
christenen geldt, dat zij denken in de termen van de Zoroaster religie, de
oude Perzische gedachten, dat er een goede en kwade macht met elkaar
strijden (licht tegen duisternis) en dat de uitkomst daarvan hoogst on-
zeker is.

‘We werden grootgebracht met dat soort gedachten, ja.’

In dat denken zitten ook elementen van de Manicheïsme. Augustinus was
jarenlang toehoorder bij deze club, die een totale tegenstelling leert van
goed en kwaad, licht en duisternis, ziel en stof et cetera. Nadat Augustinus
zich bekeerd had tot het christendom werd hij een fel bestrijder ervan.
Maar elementen van dit denken vind je ook bij Augustinus terug en deze
‘kerkvader’ heeft nog zeer grote invloed op veel kerkelijke theologen van
vandaag.

‘Er wordt meestal geleerd, dat de meerderheid van de mensen voor eeuwig
verloren gaat omdat zij niet uitverkoren zijn of niet hebben gekozen voor
Jezus tijdens hun aardse leven.’

Dat is dan een grote overwinning voor de satan, het kwaad en al wat daar-
mee
verbonden is. God verliest in die visie namelijk de meerderheid van
Zijn mensen in de klauwen van de satan. Het licht verliest het van de duis-
ternis. En daarom zijn veel christenen aan het strijden tegen de duisternis
of tegen het kwaad. Wat een karikatuur van wat de Schrift zelf leert! Daar-
in wordt wel van die tegenstellingen gesproken, maar uiteindelijk is alles
uit God
. Dat schrijft de apostel van de natiën in Romeinen 11:36,
1 Corinthiërs 8:4-7 en 2 Corinthiërs 5:17-19.

‘En in Jesaja 45 staat ook duidelijk, dat Ieue (Jahweh) de schepper van het
kwaad is.’

In Jesaja 54:16 staat dat Ieue (Jahweh) de verwoester heeft geschapen om
te vernielen. Uit vers 10 en 17 (en de andere verzen) blijkt daar, dat Ieue
die uitspraak doet. Natuurlijk slaat dat ook op volkeren die als gericht op
Israël afgestuurd worden als Israël niet Ieue, maar de afgoden diende,
maar heeft ook een toepassing op geestelijke machten. Dat God uiteinde-
lijk verantwoordelijk is voor het kwaad, blijkt ook hier weer. En dat kan Hij
zijn omdat Hij de enige ware God is en alles in Zijn hand heeft!

Woord vandaag

‘Nu eindigden wij gisteren met de satan die in de poel van vuur werd
geworpen. Maar blijft hij daar voor eeuwig?’

De vraag stellen is hem beantwoorden. De tijdsduur van de poel van
vuur op zich wordt niet letterlijk vermeld. Wel de tijdsduur van de
pijniging van het beest, de valse profeet en de satan. Bij deze vermeldt
de Schrift, dat zij duurt ’tot in de eonen van de eonen’. Dat zijn de laatste
twee eonen, de duizend jaren (Openbaring 20:1-7) en de daarop volgende
tijd van de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde.

‘Maar de satan wordt toch pas ná de duizend jaren in de poel van vuur
geworpen, en die andere twee daarvoor?’

Ja, maar de Hebreeuwse manier van rekenen is zo, dat een deel van bij-
voorbeeld een dag geldt als de hele dag, of een deel van de voorafgaande
eon geldt als heel de eon. De satan wordt iets voor het einde van de vierde
eon (die echt eindigt met de verbranding van de huidige hemelen en aarde)
in deze poel van vuur geworpen. Dan geldt dat in de Hebreeuwse rekening
als de hele eon.

‘Daarom kan van alle drie gezegd worden dat zij gepijnigd zullen worden tot
in de eonen van de eonen?’

Zo lang de vijfde eon duurt, zo lang heeft de poel van vuur voor hen die
functie. En voor de
mensen die erin geworpen worden na het gericht van de
grote witte troon geldt, dat zij in de tweede
dood zijn. Zij worden in die poel
dus niet gepijnigd, maar zijn dood. Totdat zij levendgemaakt worden als laat-
ste groep van de rangorde die in 1 Corinthiërs 15:22-28 genoemd wordt.

‘Dus als de laatste eon eindigt, is dat omdat die mensen die in de poel van
vuur
waren, levendgemaakt worden en de drie geestelijke machten niet
langer ge
pijnigd zullen worden?

Dit is wat de Schrift naar voren brengt, en dan komt God tot Zijn doel
met allen. Allen zijn dan onder de gezegende voeten van Christus Jezus
gebracht, zij onderschikken hun hele ‘bestaan’ dan aan Hem. Dan is Gods
plan van eonen voltooid en zal God zijn: alles in allen!
En blijkt hier, dat dus ook het kwaad zijn functie heeft gehad, en God zelf
blijkt bij machte te zijn, uit het kwaad het goede (de redding van allen)
voort te brengen. Het leidt dus uiteindelijk tot het goede: onderschikking
van allen aan de Zoon en de Zoon (Christus Jezus) zal dan volledige onder-
schikking aan Zijn God en Vader tonen, dan is het einde bereikt, en valt
de tijd weg.

Woord vandaag

‘Boeiend dat we gisteren eindigden met Job en wat hem overkwam.
Er staat, zo las ik, dat hij met zijn lippen niet zondigde.’

Exact. Hij schreef het kwaad, dat hem overkwam -en dat was erg veel-
toe aan God, terwijl in de geschiedenis duidelijk wordt gemaakt, dat
de satan dat Job aandeed. God corrigeerde Job niet, toen Job zei:

Naakt ben ik uit de buik van mijn moeder gekomen
en naakt zal ik daarheen terugkeren.
Ieue (Jahweh) heeft gegeven en Ieue (Jahweh) heeft genomen;
de Naam van Ieue (Jahweh) zij geloofd!
In dit alles zondigde Job niet en schreef hij Alueim (Elohim) niets
ongerijmds toe.

Dat Ieue (Jahweh) van Job nam blijkt overduidelijk uit de geschie-
denis. Geen enkel misverstand mogelijk. We kunnen er niet onderuit.
Het kwaad dat Job overkwam, kwam van God. Hoewel we weten dat de
satan het deed, niettemin gaf God hem de mogelijkheid en de ruimte
om dat te doen. En wie is er dan uiteindelijk verantwoordelijk? God.

‘Tsja, je kunt er niet omheen. Het staat er. Ik geloof dat wel, ja. Het is
best heel lastig dat te zien bij andere gebeurtenissen.’

O ja, er zijn genoeg gebeurtenissen, waarvan je kan zeggen: dat en dat
is een groot en verschrikkelijk kwaad, onvoorstelbaar. Je bent er ver-
bijsterd over. Maar je komt er nooit uit, als niet God zelf uiteindelijk
verantwoordelijk is voor het kwaad in de wereld. De satan is ook een
schepsel van God. God heeft dat wezen zo geschapen, dat hij niet anders
kon en kan dan wat hij doet. In Samuël staat onder andere, dat een
boze geest van Jahweh kwam om koning Saul te verschrikken.

‘Dat zou ook van de satan zelf gezegd kunnen worden. Dat is ook een
boze geest.’

En als schepsel moet hij precies dat doen waarvoor hij gemaakt is:
vijandig zijn, boze werken doen, kwaad aanrichten (bijvoorbeeld
in het leven van Job), et cetera. Hij moet van alles doen, en dat
draagt uiteindelijk bij aan de heerlijkheid van God. Waarom?
Omdat God zich zal verheerlijken -net als bij de Farao van Egypte-
door deze grootste tegenstander definitief uit te schakelen en in
de poel van vuur te laten werpen!

 

Woord vandaag

‘Wat een heerlijke zekerheid, alles van God te verwachten, dat Hij Zijn
plan zoals Hij zich voornam zal uitvoeren!’

Het komt allemaal van de God van alle genade. Hij staat aan het begin
van alles, en als dat zo is, dan kan het niet anders, dan dat Hij ook aan
het einde van alles zal staan. Mogelijk hebben heel wat gelovigen daar
niet zoveel moeite mee. Waar zij vaak wel mee zitten, is dat alles ook
door Hem is. Paulus stelt dat onomwonden in Romeinen 11:36.

‘Veel mensen zijn wel gelovig, maar in de praktijk blijken zij de heldere
uitspraken van de Schrift niet te aanvaarden.’

Dat is wat je steeds ziet. Helaas. De reden dat Israël niet in de rust kon
ingaan, was door ongeloof. Romeinen 11 zegt zelfs dat zij (Israël) een geest
van diepe slaap hebben ontvangen, ogen om niet te zien en oren om niet te
horen, tot op deze dag. Even daarvoor staat: zij werden verhard. Niet: zij
verhardden zichzelf; nee: ‘zij werden verhard’. Zowel het verharden als het
ontvangen van een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om
niet te horen, het zijn allerlei vormen van kwaad.

‘Ja, dat is zo, eigenlijk nooit zo op deze manier bekeken.’

Wat de Schrift in Romeinen 11:7,8 nadrukkelijk verklaart, is dat God deze
‘dingen’ doet! Dus hier zien we, dat diverse vormen van wat wij als ‘kwaad’
ervaren en zien, rechtstreeks in verbinding met God gebracht worden! Kijk,
wij zouden niet op de gedachte komen, dat het geestelijk verdoofd zijn, blind-
heid (geestelijke blindheid) en doofheid (Zijn woord niet verstaan) van God
afkomstig zouden zijn. Maar de Schrift leert het in Romeinen 11 uitdrukkelijk
wel! En: wie ben jij, o mens, dat je God zou tegenspreken?

‘Ja eigenlijk ongelooflijk wat daar staat. Als je deze woorden goed tot je door laat
dringen, is het heel bijzonder!’

Laten we ons diep verwonderen over zo’n grote God, die al dit kwaad doet. Daar-
mee zondigt God echter niet! Degenen die beweren dat hiermee God tot auteur
van de zonde gemaakt wordt, moeten de Schriften eens goed op de begrippen
‘kwaad’ en ‘zonde’ raadplegen. Zij zullen ontdekken, dat deze beide woorden in
de Schrift nauwkeurig afzonderlijk van elkaar gebruikt worden. Kwaad hoeft
volgens de Schrift nog geen zonde te zijn! Job ontving de rampspoed (het kwaad)
in zijn leven uit de hand van God! Daarmee bleek hij meer gelovig dan vele ge-
lovigen vandaag de dag.

Woord vandaag

‘Het doel van alles is toch: de heerlijkheid van God?’

Ja, de verheerlijking van God vormt het grote einddoel van de eonen, de
tijdperken. Hij heeft dat plan ontworpen om tot Zijn doel te komen met
heel Zijn schepping. Hij zal allen tot Zich trekken, niet door hun presta-
ties, maar door Zijn liefde. Daarom noemt Paulus Hem in Romeinen 16
aan het einde: ‘de eonische God’. De Schrift hoeft niet te zeggen dat God
altijd bestaat (eeuwig is), want dat is Hij per definitie.

‘Dat laatste is logisch, want Hij is ook de Schepper van de tijd, terwijl Hij
zelf boven en buiten de tijd staat.’

Daarom is het onzinnig te willen beweren dat het begrip ‘aioon’ ook einde-
loosheid kan betekenen, omdat het voor God gebruikt wordt. Het is pre-
cies andersom. Het is juist geweldig, dat Hij de eonische God is. Dat laat
zien, dat Hij niet alleen in de eonen handelt en werkt, maar dat de eonen
onder Zijn controle staan. In alle eonen blijkt er maar één ware God te zijn:
de eonische God, die ook de Vader is van onze Heer Jezus Christus.

‘Het is juist een geweldige zekerheid, dat God dé God van de eonen is, Hij
is de Koning van de eonen, dat schrijft Paulus toch?’

Ja in 1 Timotheüs 1:17. Dat houdt in, dat God alle eonen beheerst, Hij regeert
erover. Door die eonen heen zal Hij uiteindelijk Zijn grote heerlijkheid tonen
door de ekklesia die het lichaam van Christus is. Dat instrument is essentieel
in het handelen van God en Christus tot redding van alle schepselen. Alleen
van dat instrument wordt gezegd, dat aan de leden genade is geschonken in
Christus Jezus vóór eonische tijden. Als dat zo is -en het is zo volgens
2 Timotheüs 
1:9-11 – dan moeten die leden een heel belangrijk dienstwerk
gaan vervullen in 
dat plan van eonen.

‘Ja, want Hij voert dat plan uit door Christus Jezus, zegt Efeziërs 3:9-11, en wij
zijn heel nauw met Hem verbonden.’

Het is ademloos groots als je dit tot je door laat dringen. De boodschap van
redding 
van allen is bij Paulus duidelijk. De ekklesia, het lichaam van Christus,
is Gods instrument als complement van Christus om de heerlijkheid van God
bekend te maken en zo Gods grote doel te bereiken: God alles in allen.