Woord vandaag

‘We lezen in vers 18 van Efeziërs 1 over Zijn lotgenieting, wat houdt
dat in?’

Om het voor ogen te hebben:
verlicht zijnde de ogen van jullie hart, opdat jullie zien…..wat de
rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotgenieting is te midden van
de heiligen

Dit heeft te maken met aspect 3 van het Efeze-geheimenis. Het grote
Efeze-geheimenis staat samengevat in Efeziërs 3:6, dat in de geest de
natiën  gezamenlijk-lotgenieters zijn en een gezamenlijk-lichaam, en

gezamenlijk deelhebbers van de belofte in Christus Jezus

De heerlijkheid van Zijn lotgenieting te midden van de heiligen heeft
te maken met het feit, dat de gelovigen uit de natiën ook deel hebben
aan de belofte in Christus Jezus: hemelse zegeningen, op gelijk niveau
met de heiligen uit Israël die Paulus gevolgd zijn.

‘Dit is best diepgaand, hier wil ik vandaag mee bezig zijn.’

Het gedeelte in Efeziërs, dat spreekt van de gezamenlijk deelhebbers
van de belofte in Christus Jezus, is 2:11-22. Daarin wordt duidelijk, dat
de natiën in het vlees slechts gasten waren van de verbonden die bij
de belofte behoren. Welke belofte? Die belofte in Jezus Christus van
een aards koninkrijk met zegeningen op aarde.
Maar nu bestaat de belofte in Christus Jezus boven, te midden van de
hemelingen: een op-hemels koninkrijk (2 Timotheüs 4:18) met louter
geestelijke zegeningen.

‘Nu begrijp ik, dat Efeziërs heel diep gaat. Dit is niet zomaar iets.’

Dit is dus Gods lotgenieting te midden van de heiligen, zowel uit de
natiën als uit Israël. Het vlees is immers weggedaan aan het kruis
(Efeziërs 2:13-18), en nu hebben de natiën in één geest samen met
die uit Israël toegang tot de Vader (vers 18)! Dit zijn de diepten
waar slechts weinig gelovigen toe kunnen komen. Dit te verstaan
geeft zóveel uitzicht en inzicht! Hiervoor is de geest van wijsheid
en onthulling in erkenning van Hem nodig. Het heeft grote prak-
tische gevolgen!

 

Woord vandaag

‘Waarom werden de ogen van ons hart eigenlijk verlicht?’

Wel, Paulus schrijft over 3 aspecten, en aspect 1 is:
verlicht zijnde de ogen van jullie hart, opdat jullie het zien, wat de
verwachting van Zijn roeping is
Toen dit in Efeziërs geschreven is, was er al wel iets over de toekomst
van de gemeente die Zijn lichaam is geschreven. Toch was nog niet
duidelijk wat de bedoeling was. In 1 Thessalonicenzen 4 werd onthuld,
dat de gelovigen weggerukt worden bij de bazuin van God. Later werd
in 1 Korintiërs 15:50-58 bekendgemaakt, dat die gelovigen die dan le-
ven niet zullen ontslapen maar veranderd worden tot onsterfelijkheid.
Die onsterfelijkheid zal ook het deel zijn van degenen die dan opge-
wekt zijn. Alle tot die grote heerlijkheid veranderde gelovigen zullen
dan weggerukt worden.

‘Maar waarheen? Komen we dan terug op aarde of niet?’

Niet om terug te komen op aarde. Zoals we al hebben gezien, heeft
het lichaam van Christus een hoge roeping. Wij zijn gezegend met
iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen. Daarmee wordt
de toekomst verder helder voor ogen zichtbaar. Ons lot is geworpen
met Christus, voor een zeer hoge positie. Zoals gezegd in Efeziërs 1:11
staat: in Hem ook zijn wij door loting aangewezen. En in Efeziërs 1:14
lezen wij: de geest van de belofte, de heilige die een waarborg van
onze lotgenieting is
.
En dat houdt in: een plaats met Hem, die het Hoofd van het universum
is. Boven alles met Hem! Onze zegeningen zijn geestelijk, te midden
van de hemelse machten en krachten
!

‘Dit is onze plaats dus. Niet op aarde, maar boven, in de hemel met
Christus Jezus.’

We zijn apart gezet, voor Hem. Het is ongelooflijk hoe hoog wij gezet
zijn met Hem en in Hem. En daarvoor worden wij dus veranderd en
weggerukt, zoals in 1 Thessalonicenzen en 1 Korintiërs staat. Nu valt
alles op zijn plaats, nu wij Efeziërs lezen. Israël heeft de plaats en be-
diening op aarde en wij een bediening te midden van de hemelsen
in de hemel, boven. Volkomen logisch. Dat geeft Israël de Schriftuur-
lijke plaats en ons de plaats die in Efeziërs aangewezen wordt.
Tot lofprijs van Zijn heerlijkheid!

2014

Beste lezers,

Een in alle opzichten bijzonder goed 2014 toegewenst.
We hopen van harte in dit jaar het grote moment 
van de
bazuin van God mee te maken. We hebben troost in 
onze ver-
wachting, want dit is ons uitzicht! Wij zijn soms om 
raad ver-
legen, maar niet radeloos. Wij hebben een bijzonder 
rijke
schat in ons aarden vat. We zijn broos, we lijden en onder-
gaan veel verdrukkingen. Niettemin geeft deze verwachting
extra kracht in onze zwakheid. Zijn genade is genoeg, en
niets kan ons scheiden van Zijn liefde in Christus Jezus! 

Woord vandaag

‘Wat zal het nieuwe jaar brengen? Gaan we in elk geval door met Efeziërs?’

We zijn ook in 2014 zeer gezegend en zien uit naar de bazuin van God, en
daardoor naar onze Heer, die ook uitziet naar deze ontmoeting in de lucht.
Wat een glorieus moment zal dat zijn. De Heer zelf zien en Hij eindelijk met
Zijn hele lichaam verenigd. Allen die gestorven waren in Christus zijn erbij.
Wat geweldig is dat. Zo’n levendmaking tot onsterfelijkheid, het is bijna
niet voor te stellen hoe dat zal zijn. Wat een lichtbundeling levert dat op!

‘Goed om daar op dag 1 van het nieuwe jaar bij stil te staan.’

Het is onze heerlijke verwachting, niet om zweverig met je hoofd in de
wolken te lopen, maar om uit te zien naar Zijn Zoon uit de hemelen, die
komt als Redder om ons te redden uit het komen van de verontwaardi-
ging. Geen andere verwachting is voor het lichaam van Christus wegge-
legd dan dit. We gaan de laatste jaarweek van Daniël 9 zeer beslist niet
op aarde
meemaken. Wij zullen boven zijn, bij Hem. Daar is ons hart nu

al op gericht, als het goed is.

‘Paulus was er ook op gericht Hem te kennen en de kracht van Zijn op-
standing.’

Hij had als eerste verlichte ogen van het hart. Hij mocht als eerste de
heerlijke hoge roeping van het lichaam van Christus bekendmaken.
Niet Petrus, maar Paulus maakt bekend dat er een lichaam van Christus
is, met alle aspecten ervan. Ook de toekomst en functie van dat unieke
lichaam werd aan hem gegeven om door te vertellen aan degenen die
bij dat lichaam horen. Zij hebben met en in Christus Jezus een bijzon-
der hoge roeping en hoogste heerlijkheid in het vooruitzicht.
We hopen dat we in het komende jaar dat mogen meemaken! 

Woord vandaag

‘Ik zie in, dat die geest van wijsheid en onthulling essentieel, heel belang-
rijk is voor ons.’

Zonder die geest zal het je aan wijsheid ontbreken en zal Zijn woord zich
niet aan je onthullen. Je zult dan onder een zekere bedekking blijven, als
het gaat om geestelijk inzicht in de laatste brieven van Paulus.
Ogen staan in de Schrift voor geestelijke dingen en geestelijk zicht heb-
ben. Dat blijkt onder meer uit de volgende uitdrukking die de apostel
gebruikt: verlichte zijnde de ogen van jullie hart
Door de geest van wijsheid en onthulling ontvangen wij verlichte ogen
van het hart. Zonder licht in je ogen ben je nergens, want in duisternis.  
                                                 

‘Sprak Paulus daar al niet van in 2 Corinthiërs 4?’

Daar heeft hij het over het licht van God, dat in onze duistere harten is
gaan schijnen en verlicht het met het evangelie van de kennis van de
heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. In die verzen
4-6 van dat hoofdstuk. Dat was al heel geweldig, maar hier gaat het nog
een stapje verder: we leerden niet alleen de verheerlijkte Christus ken-
nen. Wij leren nu van de Vader van de heerlijkheid, dat wij zelf mét
Christus Jezus samen de heerlijkheid van God tonen. Met andere woor-
den: wij zullen samen met Christus de heerlijkheid van God tonen aan
de duistere wereld, zodat ook diegenen die nu nog in duisternis zijn, in
Zijn licht komen!

‘Fantastisch. In één woord.’

Ja ongelooflijk eigenlijk. Wie zijn wij? In onszelf niets. Wij maakten zelfs
geen enkele aanspraak op de zegen van Israël. Maar nu zijn wij deelge-
noot geworden van de veel hogere, geestelijke zegeningen. De minsten
waren wij. En worden wij tot de hoogsten van het universum gerekend!
Dat kun je alleen echt beseffen, als je die verlichte ogen van het hart hebt.
Als de bedekking is weggenomen, en je Hem kent van aangezicht tot aan-
gezicht
(1 Corinthiërs 13:12), niet straks, nú!