Woord vandaag

‘Dat evangelie van de onbesnedenen, dat is genade, optimaal en volledig in
alle opzichten.’

Paulus beleed, dat al zijn inspanningen in dat evangelie voor de volle 100%
genade van God was:

maar in de genade van God ben ik wat ik ben, en Zijn genade voor mij is niet
tevergeefs geweest. Integendeel, ik heb mij meer ingespannen dan zij allen;
niet ik echter, maar de genade van God, die met mij is.   1 Corinthiërs 15:10

Paulus arbeidde meer dan de apostelen van de besnijdenis. Dat is nogal wat.
Zijn werkgebied was aanzienlijk groter dan de anderen. Hij schreef zijn inspan-
ningen niet aan zijn eigen kracht of kunde toe. Het was de genade van God die
hij drie keer in één vers nadrukkelijk aanwijst als de kracht die hij ontving.

‘Ja, we kunnen er niet omheen, en ik ben er blij mee: genade van God doet het!’

We hebben een geweldig en vrij makend evangelie. Ja als je dat eenmaal door
hebt, wil je niets  anders meer. Vandaar de verbijstering bij de apostel toen de
Galaten zo snel van de genade van Christus weggetrokken werden tot een ander-
soortig evangelie, dat geen ander is. Paulus was verbaasd, verdrietig en verbij-
sterd toen hij de consequenties doorzag van de afwijking van zijn eigen broeders.

‘Zelfs Paulus zelf zou onder het anathema komen als hij een andersoortig evan-
gelie zou gaan brengen!’

Ja, zo ernstig ligt het wel. Het is een enorme zaak, die afwijking al zo snel, van het
genade-evangelie, dat een blijde boodschap is en dat omgedraaid werd tot een niet
blijde boodschap, want ineens kwamen de eigen werken weer om de hoek kijken.
Daarop reageert Paulus vlijmscherp in hoofdstuk 3. Het ging om het gehoorde (wat
de Galaten hoorden) van het geloof (van Christus) en niet om de werken (van de
Thora).  Men mengde elementen (hoogstens) van het evangelie van de besnijdenis
met het evangelie van de voorhuid (onbesnedenen), en dat levert geen goed eind-
resultaat op: een andersoortig evangelie, dat geen ander (echt evangelie) is!

‘We blijven ons opscherpen aan het paulinische evangelie, dat is een goede zaak.’

Genade en werken sluiten elkaar uit. Kijk maar in Romeinen 11:6 :

Maar als het in genade is, is het niet meer uit de werken, anders is genade geen
genade meer. En als het uit de werken is, is het geen genade meer, anders is het
werk geen werk meer.

Duidelijke woorden, die het evangelie van de waarheid bevestigen en er opnieuw
geen twijfel over laten bestaan: genade is om niet, voor niets , gratis, cadeau.
Vandaar dat Paulus elke brief begint en afsluit met o.a.: genade zij jullie!

Woord vandaag

‘Wat een machtige boodschap, dat evangelie van de onbesnedenen. Ik heb
God gisteren ervoor gedankt, die genade.’

Ja, en het geloof dat wij hebben, is ook uit Zijn hand ontvangen. We
hebben alles van Hem ontvangen, zoals Paulus ook aan de Corinthiërs
schrijft in  1 Corinthiërs 4:7:

En wat hebt u dat u niet hebt ontvangen? En als u het ook ontvangen
hebt, waarom roemt u alsof u het niet ontvangen had?

Dat is wat wij ons zouden realiseren. We ontvangen alles uit Zijn hand.
Het evangelie, dat Paulus bracht, is het evangelie van de heerlijkheid
van de gelukkige God, dat aan hem toevertrouwd was:

En ik dank Hem Die mij kracht geeft, Christus Jezus, onze Heer, dat Hij
mij trouw geacht heeft, toen Hij mij een plaats gaf in de bediening


Paulus had een geweldige bediening, en hij dankt Christus Jezus voor
de kracht die hij van Hem ontving. Hij had de unieke bediening van het
evangelie van de onbesnedenen en het apostelschap van dat evangelie.

‘Bij Paulus is het zo bijzonder, dat hij overweldigende genade ontving,
hij was niet op zoek naar Jezus!’

Er is geen enkel spoortje dat Saulus Hem zocht. Integendeel. Hij vervolgde
de gemeente van God en daarmee Jezus zelf!

mij, die vroeger een lasteraar was, een vervolger en een verdrukker, maar
mij is barmhartigheid bewezen, omdat ik het in onwetendheid gedaan heb,
in ongeloof….

Hij was voorheen een lasteraar, vervolger en verdrukker. Dat verhinderde
de Heer niet hem te roepen op weg naar Damascus. Zijn zonden en tekeer gaan
tegen de gemeenteleden vormden geen belemmering voor de Heer om hem te
grijpen en stil te zetten. Hij was bezig in onwetendheid, in ongeloof. Even na-
gaan wat hij zegt: hij was druk bezig zich aan de Mozaïsche Thora en alle over-
leveringen en inzettingen van het judaïsme te houden,
het was in ongeloof.

‘Religieus bezig zijn heeft dus geen enkele waarde voor God.’

Saulus ging leren, dat hij zelf niets kon doen tot zijn redding. Daar was een Ander
voor nodig, die van zichzelf had gezegd: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’
Het werk dat gedaan moest, was volbracht door Hem die Saulus, de woesteling,
ontmoette -buiten het land- in overstromende genade.  En dat laatste woord is de
kern van het evangelie van de onbesnedenen!

Woord vandaag

‘En wat zegt pinksteren? Dat is het toch vandaag?’

Pinksteren spreekt van oogst en verlossing. De 50 is de verlossing en het
wekenfeest is een oogstfeest (Leviticus 23:15-22).  Het gaat onder andere
om de eerstelingen en dat verwijst vanzelfsprekend eerst naar Christus
zelf, zoals Paulus in 1 Corinthiërs 15:23, en daarna deel 2 van de oogst: die
van Christus zijn in Zijn parousia, en vervolgens het einde, dat is de rest
van de mensheid die wordt levendgemaakt. En zo verwijst pinksteren als
oogstfeest naar die geweldige toekomst als allen levendgemaakt zijn!

Toch bijzonder , dat wij zo’n evangelie mogen kennen.’

Ook dat is genade, en Paulus was daar zo diep van doordrongen! Zijn evange-
lie legt niets op op de mens, maar zet de mens volledig in Gods genade, die
zegt dat jij het niet hoeft te doen, maar dat Hij het doet. En al gedaan heeft.
Al wat wij kunnen doen als gelovigen, is leven uit geloof in dat wat Hij geeft.
Hij heeft ons onuitsprekelijk lief en niets kan ons scheiden van Zijn liefde in
Christus Jezus, onze Heer.

‘Dat is toch ook kenmerkend bij Abraham, want we hadden het over hem.’

Paulus voert het leven van Abraham aan, als hij het evangelie in Romeinen
brengt. Het gaat eerst om het geloof van Jezus Christus, en dat is voor ons red-
dend. Dat wij ook geloven is een geschenk in genade van God. Wij zijn gerecht-
vaardigd om niet door de vrijkoping in Christus Jezus. Het is niet alleen recht-
vaardiging door geloof. Wij zijn gerechtvaardigd in Zijn bloed (Romeinen 5:9)
wat ons beschermt tegen Zijn verontwaardiging. Wij staan voor Hem zonder
schuld.

‘Geweldig. Ga door.’

Daarnaast maakt Paulus duidelijk, dat wij ook gerechtvaardigd zijn om niet,
in Zijn genade. De rechtvaardiging die wij hebben ontvangen is dus volgens
Paulus in Romeinen: om niet, in Zijn genade, door Zijn geloof, in Zijn bloed.
Als we het rijtje nalopen en ons afvragen of er iets van ons bij zit, is het heldere
en enig juiste antwoord: nee. Niets van onszelf, het is alles van Hem!
Dát is de basis van het evangelie van de voorhuid, van de onbesnedenen!

Woord vandaag

‘Ben jij ervan overtuigd, dat er gelovigen overal zitten?’

Ja, het lijkt erop, dat overal waarachtige gelovigen zitten, die zich afvragen
als zij in de Bijbel lezen, of het nu echt zo is, wat er gepredikt wordt, dat het
ook wáár is. Als we kijken naar de twee evangeliën, dat van de Besnijdenis
en dat van de voorhuid (onbesnedenen), dan zijn er waarachtig grote ver-
schillen. Abraham is een mooi voorbeeld, Paulus gebruikt zijn leven om
te laten zien hoe de dingen geestelijk liggen. Fundamenteel is het werk van
Christus, Zijn geloof is maatgevend en reddend.

‘Abraham geloofde God, het werd hem tot gerechtigheid gerekend.’

De fundamentele waarheid in het evangelie van de onbesnedenen, is dat
rechtvaardiging door geloof alleen is. Geen werken, juist niet. Geloof in
het woord en dus de beloften van God, eert God en de kracht van Zijn uit-
spraken. Abram geloofde God op Zijn woord en dat werd hem tot gerech-
tigheid gerekend. Het ging om een belofte over de toekomst, dat hij nage-
slacht zou hebben, zoveel als de sterren aan de hemel en zand aan de
oever  van de zee.

‘Ja hij geloofde in de beloften van God, hoewel hij de vervulling ervan pas
veel later zag.’

Eerst verscheen de God van de heerlijkheid aan hem en Abram was op
slag een gelovige. God overweldigde hem en hij geloofde en vertrok naar
het beloofde land, wat hij niet zag. Hij geloofde vast in de dingen die nog
niet te zien waren. Hij ging op weg en dat in vol vertrouwen op God.
Dat zegt Hebreeën 11:8  :

Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam geweest
om weg te gaan naar de plaats die hij tot een erfdeel ontvangen zou. En hij
is weggegaan zonder te weten waar hij komen zou.

Hij ging, vertrok en leefde in geloof, vast vertrouwen in het woord van God.
God had gesproken en die zou doen en geven wat Hij beloofd had. En zo trek-
ken wij door het leven en wandelen in geloof, niet in wat wij zien (2 Corin-
thiërs 5:7)!