Galaten studie 12 – 2:7-9

Op 2 juli 2013 werd de 12e studie avond over de Galatenbrief
gehouden. Het evangelie van de voorhuid (onbesnedenen) is wat
door Paulus verkondigd wordt. Het gaat daarin allereerst om recht-
vaardiging door geloof. Aan de hand van Abrams leven werd daar-
over nagedacht. Luister: deel A en deel B 

Woord vandaag

‘De zevende zegen is dat wij Zijn geest ontvingen?’

Het gaat erom, dat wij verzegeld zijn met de geest van de belofte, de heilige.
Verzegeling drukt zekerheid en veiligheid uit. God heeft door Zijn geest Zijn
zegel op ons gedrukt. Dat is tegelijk een waarborg van onze lotgenieting.
Geen ander evangelie geeft zoveel zekerheid en geborgenheid in Gods hart.
Efeziërs 4:30 voegt er nog aan toe, dat wij verzegeld zijn met Zijn heilige geest
die beloofd was, tot (in) de dag van de vrijkoping!

‘De apostelen van de Besnijdenis zeggen daar niets over.’

Dat komt, omdat de leden van het lichaam van Christus al vóór de eonen
door God genade ontvingen. In de tijd worden zij geroepen en daarom drukt
God direct bij de roeping Zijn zegel op hen, als teken voor de geestelijke we-
reld, dat het hier gaat om een speciale groep die een speciale bediening krijgt
voor en in die geestelijke wereld. Het is de groep die het meest nauw met
Christus Jezus verbonden is, door de heilige geest. Daardoor werden zij gerei-
nigd en met elkaar en met Hem verenigd.

‘Geweldig. Wat een rijkdom aan genade!’

De apostelen van de Besnijdenis konden hier niets over zeggen omdat zij deze
dingen eenvoudigweg niet weten. Hoogstens konden zij iets opvangen van Pau-
lus zelf, maar nooit vermoeden hoe ver dat reikt en hoe diep dat gaat. Daarom
zullen christenen die per se alleen de besnijdenisgeschriften volgen, nooit achter
deze waarheden komen. Dat geldt ook voor degenen die alles mixen en op een
hoop gooien. Zij zullen nooit de volle diepte van het evangelie van Paulus leren
kennen, omdat zij willen leven bij de evangeliën en dergelijke. Dan kom je geen
stap verder.

‘Kun je zelf achter deze waarheden komen, bijvoorbeeld door er met elkaar
 over te praten?’

Nee. God geeft in het lichaam van Christus evangelisten, herder en leraars. Die
zijn er om door middel van het woord deze dingen bekend te maken. Het moet
gepredikt worden, de mens moet horen naar het woord van de waarheid. In
hun dagen gingen Paulus en Apollos evenmin in groepjes zitten met andere ge-
lovigen ‘om van elkaar te leren’ en dergelijke. Dat is zo onschriftuurlijk als het
maar kan. Waarvoor worden anders evangelisten, herders en leraars geroepen?
Zonder dat Paulus het woord sprak waren er nooit gemeentes ontstaan.
De gelovigen worden verzegeld doordat zij het woord van de waarheid, het e-
vangelie van hun redding, horen en geloven
. Dát is de gezonde basis om ver-

der te komen! Dank God voor Zijn verzegeling in Christus! 

Woord vandaag

‘Wat een fijne zekerheid hebben we gisteren besproken!’

Duidelijk een waarheid die velen ontgaat. Door toedoen van de tegenwer-
ker, die graag door elkaar gooit wat de Schrift uit elkaar houdt. We zijn zeer
gezegend met zo’n God, die helder laat zien in Zijn woord wat voor ons geldt
en wat straks in vervulling gaat voor de Besnijdenis en de wereld!

‘De zevende zegen in dit gedeelte, wat is dat?’

Dat is dat wij, die het woord van de waarheid, het evangelie van onze redding
horen en geloven, verzegeld zijn met de geest van de belofte, de heilige.
Dat is tegelijk een waarborg van onze lotgenieting.
God deed ons oor open voor dat woord van de waarheid, het evangelie van
onze redding. Dat evangelie zegt niet, dat er een mogelijkheid bestaat dat wij
gered worden. Het zegt ook niet dat Christus Jezus alles gedaan en dat wij ook
iets moeten doen om gered te worden of om deel te krijgen aan die redding.
Nee, het evangelie van onze redding is, dat wij gered zijn door het werk van de
Vader en de Zoon. Dat Christus Jezus zelf de losprijs was en betaald is.

‘Wij horen dat en geloven het. Dat is het!’

Exact. God redt ons en roept ons met een heilige roeping, niet op grond van
onze werken
, maar overeenkomstig Zijn voornemen en de genade die ons in

Christus Jezus geschonken is vóór eonische tijden. De redding is helemaal het
werk van Vader en Zijn Christus. Wij hoeven helemaal niets te doen. Niet
eens aanpakken. Wij horen ervan en God werkt door Zijn heilige geest geloof
in ons hart. Dit is een unieke boodschap, waarover niet te discussiëren valt.
Horen en geloven. Dat is alles. Overstromende genade van God.

‘Weet je, ik ben er stil van. Dit is echt geweldig.’

Het werk van de Zoon is volbracht. Dat riep Hij ook uit op Golgotha. Toen was
het slechts een kwestie van de laatste adem uitblazen. Hij gaf de geest terug
aan Vader, die Hem opwekte tot heerlijkheid op de derde dag. Heel de mens-
heid gerechtvaardigd. Alles is gedaan. Vanaf dat moment keert de heel die
mensheid terug tot God. Dat is een kwestie van tijd en rangorde. We hebben
echt een geweldig evangelie, zoals alleen Paulus dat brengt!

Woord vandaag

‘Wat is dan die zesde zegening van dit gedeelte?’

Dat is wat wij in vers 12 lezen. Het gaat om de verwachting:

wij….die een voorverwachting hebben in de Christus

Ook dit is omstreden, zoals alles wat Paulus schrijft, omstreden is. De tegen-
werker zit niet stil! Er staat letterlijk : voorverwachten. Maar dan weer in een
tijdsvorm die duidelijk maakt, dat al die gelovigen van het lichaam van Chris-
tus in een toestand van voorverwachting zijn. Misschien even moeilijk gezegd,
maar wat is onze situatie én van al die ontslapen gelovigen in Christus?
Wij allen (nog levende en al ontslapen gelovigen in Hem) verwachten Zijn aan-
wezigheid vóórdat Hij voor Israël aanwezig zal zijn op de Olijfberg, naar Mat-
theüs 24:30,31. Je zou kunnen zeggen: een geheime aanwezigheid in de lucht.

‘O wacht even, je bedoelt de bazuin van God, 1 Thessalonicenzen 4:13-18!’

Dat is de verwachting die wij hebben. Een eerdere verwachting dan de heiligen
van Israël hebben. Dat is vóór de grote verdrukking die in Daniël en Mattheüs
genoemd wordt. Die korte periode van grote verdrukking wordt in Lucas ook
een periode van ‘toorn’ (verontwaardiging) genoemd. Dat is een bijzondere
genade die aan de leden van het lichaam van Christus gegeven wordt. Het is
dus geen bedachte ontsnappingsclausule om voor de ellende begint hier weg
te zijn. Degenen die dat beweren, suggereren iets wat alleen in hun gedachten
bestaat, een waan dus.

‘Jammer dat er zo door mensen gedacht wordt over wat wij naar alle oprecht-
heid op zuivere Schriftuurlijke grond geloven.’

Het gaat dan om mensen die zelf de lijnen die in Schrift uit elkaar worden ge-
houden, door elkaar halen en in hun verwarring (ook al menen zij in hun waan
niet in verwarring te zijn) deze dingen roepen. Wij houden ons aan de verwach-
ting die door 1 Thessalonicenzen 4 naar voren komt. Paulus geeft dan ook ner-
gens aanleiding te denken dat wij door de grote verdrukking moeten. De term
grote verdrukking wordt alleen bedoeld voor de tweede helft van de 70e jaar-
week van Daniël 9:24-27. Het vormt onderdeel van Gods toorn (verontwaardi-
ging) die over de wereld komt; inderdaad eerst over Israël en daarna over de
volkeren. Dat laat de Schrift helder zien, als je tenminste Schrift met Schrift
vergelijkt en niet alle lijnen met elkaar verwart.

‘Bijzondere genade, we hebben veel reden God te danken.’

Zeer zeker, deze zesde zegen in Efeziërs 1 zouden wij dan ook niet missen. We
hebben veel zegeningen in Christus ontvangen, en dat in hemelse sfeer; te mid-
den van de hemelingen. Wij verlangen niet naar aardse zegen, ons lotdeel ligt
boven, bij Christus Jezus die wij dagelijks dienen en ons niet laten afbrengen
van de verwachting van het evangelie, waarvan Paulus een dienaar werd! 

Woord vandaag

‘In de vertalingen is veel van Efeziërs 1 niet duidelijk.’

Daaruit blijkt, dat de vertalers zelf de boodschap van Efeziërs niet ken-
den. Zij hadden kennelijk er zo hun eigen gedachten over. Als je de tekst
nauwkeurig volgt, kom je verder. De zegen van het ontvangen lotdeel in
Hem is, opdat wij zijn tot lofprijs van Zijn heerlijkheid. Het draait niet om
onze, maar Zijn heerlijkheid. Geen andere. En dat wij daarin mee verheer-
lijkt worden, is bijzonder fijn en zegt veel over Zijn liefde voor Zijn schep-
ping.

‘We zijn bijzonder rijk, en als we daar zicht op hebben, ervaren we dat we
van binnen gelukkig zijn.’

Dat is ook een bijzonder woord, dat we overwogen hebben afgelopen
woensdagavond toen we Openbaring besproken hebben. Het Griekse
woord voor geluk lezen we o.a. in Openbaring 1:3. Het hoogste geluk
vindt een schepsel, als hij de genade en de liefde van God leert kennen.
Dat het niet van hemzelf, maar van Christus Jezus afhangt. Dat je eigen
inspanningen er niet toe doen, maar wat Hij deed en doet. Dat kan in
je geestelijk leven een geweldige verdieping en toename van werkelijk
geluk in je hart teweeg brengen.

‘De ekklesia die Zijn lichaam is, is het grote instrument in Zijn hand!’

Dat is het zeker. Geen andere groep is geroepen met zo’n hoge roeping
dan die uitgeroepenen. Dat zou ons hart in diepe verwondering brengen
over God en Zijn Christus, die dat zo uitvoeren. Niet zonder ons. Wij zul-
len hoe dan ook zijn: tot lofprijs van Zijn heerlijkheid. Hij heeft ons uit-
gekozen in Hem vóór de nederwerping van de wereld en dat is niet
voor niets. In die lijn –apart van Israël- past ook de volgende, zesde
zegen in dit eerste gedeelte van Efeziërs, dat zo bijzonder spreekt!