‘Het is wel een grote heerlijkheid voor ons als gemeenteleden.
Waar hebben we dat aan verdiend?’
Het is Zijn roeping, Zijn uitkiezen, Zijn werk, Zijn genade, Zijn plan,
we hebben niets te vertellen. Hij beschikte, dat Zijn geest in ons ging
werken en daarom gingen wij misschien Hem zoeken. Of Hij deed ons
oor open en wij gingen luisteren naar het woord van de waarheid, het
evangelie van onze redding. Dus wij hebben er zelf niets aan kunnen
doen. Hij heeft het alles volbracht voor ons. Het is een geweldige zaak,
dat wij nu de Efezebrief en Filippenzen en Kolossenzen kunnen ver-
staan. En voor velen was de Romeinenbrief al moeilijk genoeg.
‘Het is ongelooflijk. We kunnen ons steeds weer en meer verheugen
over Zijn roeping.’
De roeping is hoog, en in Efeziërs 2:11-22 is duidelijk gemaakt, dat het
lichaam van Christus één is en dat beide groepen, de gelovigen uit Israël
en uit de natiën, één zijn in Christus Jezus. Er bestaat niet eens onder-
scheid meer in deze tijd. Allen in het lichaam zijn zonen van God, door
geloof, in Christus Jezus. Daarin is noch Jood noch Griek, noch man-
lijk noch vrouwelijk, noch slaaf noch vrije. Eenieder die in het lichaam
van Christus nog wel onderscheid wil maken, wijkt af van de boodschap
van o.a. Galaten 3:26-28.
‘In de nieuwe mensheid bestaan geen vleselijke verschillen meer.’
Dat is een waarheid, die voor velen onderbelicht is. Het is gewoon een
feit, dat de nieuwe mensheid gekarakteriseerd wordt door geest. Geen
vlees meer op de voorgrond, alles is daarin volledig onderschikkend
aan de geest van God en de geest van Christus. Om dit te verstaan, is on-
der andere de geest van wijsheid en onthulling nodig. Dat geeft de Vader
van de heerlijkheid aan de gelovigen, erom bidden is nodig. Vanwege de
overmaat van geest in de nieuwe mensheid is de Thora van het oude ver-
bond niet langer nodig voor de gelovigen die ooit als mens leefden onder
de Thora van Mozes. Daarop wijst de apostel in Efeziërs 2:15 : ‘buiten wer-
king stellend de wet van geboden in inzettingen’.
Als je als gelovige dus tóch onder die wet en geboden en inzettingen gaat
leven, geef je dus Efeziërs 2:15 geen plaats in je leven en wijk je af, ster-
ker nog, ‘val je uit de genade’ (Galaten 5:4)!