Woord vandaag

Schaam je dan niet voor het 
getuigenis van onze Heer, 
noch voor mij, Zijn gebondene
    2 Timotheüs 1:8a

Als we ons schamen voor het
goede nieuws, dan is dat valse
schaamte. Ben je beschroomd?  
Ervaar je een rem om van Hem
(Christus Jezus) te getuigen?
Dan hebben wij hier een fijn
woord van de apostel.
We hoeven niet uit te gaan
van onze zwakheid, of dat we
misschien niet zo vlot en snel
als anderen zijn. Attractief zijn,
een zeker charisma hebben;
dat telt in de wereld. Voor ons
geldt, dat heilige geest werkt
door het woord dat we bij
gelegenheid kunnen spreken.
Met het gebed dat het hart
van de ander geopend wordt.

Woord vandaag

Want God geeft ons niet een 
geest van schroom, maar van 
kracht en van liefde en van 
bezonnenheid

     2 Timotheüs 1:7

God geeft ons het beste, Zijn 
geest, Zijn woord. Daarom zijn
we – in Zijn kracht – niet meer 
zo beschroomd, maar kunnen 
we getuigen. In Gods liefde; 
die verheugt zich tezamen met
waarheid. Die waarheid van 
God zouden we in liefde aan 
de ander doorgeven. Niet wij
weten het beter, nee, wat 
God doorgeeft in Zijn woorden 
is wáár. Die geest van God in
ons schenkt ons bezonnenheid.
Dat heeft met ons innerlijk 
gezind zijn, denken, hart, te
maken. God werkt daarin 
Zijn redding uit. We worden 
gered van verdwaasdheid, 
kortzichtigheid, onverstand.
Wat een redding!
Vader, dank U wel.

Woord vandaag

Want God geeft ons niet een 
geest van schroom, maar van 
kracht en van liefde en van 
bezonnenheid

     2 Timotheüs 1:7

Schroom is het beducht zijn 
voor ….. ja wat?  Mensen? 
Ontwikkelingen in de wereld?
De tegenstander? Het kan je
verlammen, je durft niet iets
te delen van goed nieuws. 
Timotheüs had kennelijk een
aanmoediging van de apostel 
nodig. Als je zo’n bediening 
op je weg krijgt, en je bent 
vanuit jezelf al beschroomd….
Kortom, waar Paulus op wijst
-ook voor u, jou en mij- is de
kracht van de geest van God
in ons. Je kunt daardoor die
ander echt liefhebben vanuit
Gods liefde. 

Woord vandaag

Om die reden herinner ik je 
eraan de genadegave van 
God aan te wakkeren, die in 
je is door de oplegging van 
mijn handen
            
2 Timotheüs 1:6

In de voorschriften van Israël is
het opleggen van handen door 
de (hoge)priester geboden, o.a.
op Jom Kippoer. Later verschoof
dat naar het toedelen van een 
gave of zelfs heilige geest. Dit
hoorde bij de bediening van het 
aardse koninkrijk. Handelingen
geeft daar verslag van. Nu die tijd 
van overgang naar Gods genade 
voorbij is, is dat niet langer nodig. 
De Heer deelt zelf toe -in genade- 
wat Hij nodig acht voor de leden 
van het lichaam van Christus.
Dat kan een bediening zijn, zekere
gaven, zie Efeziërs 4:7-16.
Ieder lid heeft iets ontvangen van
de Heer waarmee Hij gediend kan
worden. Biddend de weg met de
Heer gaan, is aangewezen.