Woord vandaag

‘Toch geweldig, als je beseft wat een grote verandering wij ondergaan,
als de laatste bazuin klinkt voor de ekklesia.’

Paulus gebruikt het woord ‘bazuin’ in 1 Corinthiërs 15:52 en geeft aan,
dat als Hij (niet een boodschapper – engel zoals in Openbaring) zal ba-
zuinen, de doden onverderfelijk opgewekt zullen worden en wij zullen
veranderd worden! Als wij nog leven wanneer Hij bazuint, zullen wij
niet sterven, niet doodgaan, maar veranderd worden (vers 51)!

‘Dat is een belangrijk verschil: Hij bazuint, en niet een engel!’

Daarom kan dat ‘laatste bazuin’ nooit de 7e boodschapper uit Openba-
ring 11:15 zijn. Daar is het een boodschapper (engel) en hier in 1 Corin-
thiërs 15:52 gaat het om de Heer zelf die bazuint! Wij zullen dan veran-
derd worden van verderfelijk naar onverderfelijk, van sterfelijk naar
onsterfelijk en van oneer naar heerlijkheid. Dat is de verandering waar
Paulus over spreekt in Romeinen 8, als hij het heeft over ‘de vrijkoping
van ons lichaam’.

‘En de doden die in 1 Corinthiërs 15:51,52 opgewekt worden, zijn wij?’

Dat is heel de gemeente, die het lichaam van Christus is, het gezamenlijk-
lichaam uit Efeziërs 3:6. Alle gelovigen (het gaat er niet om of je lid bent
van een of andere kerk of gemeente) zullen dan levendgemaakt worden.
Ook de doden die opgewekt worden, zullen dan onverderfelijkheid, on-
sterfelijkheid en heerlijkheid ontvangen. Ook zij zullen de vrijkoping
van het lichaam ervaren! Wat een geweldige dag zal dat zijn!

‘Het is logisch dat wij zo’n grote verandering ondergaan, want wij gaan
dan met Hem mee, naar boven.’

Wij hebben dan een geestelijk lichaam, een hemels lichaam, omdat wij
weggerukt zullen worden van de aarde en de Heer in de lucht ontmoeten.
Later wordt in Efeziërs 1-3 duidelijk, dat wij een plaats hebben met Hem
te midden van de hemelingen. Wij hebben dus geen ruimtepak of ruimte-
helm nodig, maar een veranderd lichaam! En ook dat ontvangen wij van
Hem, onze Heer Christus Jezus!

Woord vandaag

‘Wat een enorme genade zeg, die wij hebben ontvangen. Efeziërs
is werkelijk een schatkist!’

Het derde aspect is, dat er een overstijgende kracht is voor ons, die ge-
loven. Want dat betreft een kracht van God, die niet alleen in staat was
Christus uit de doden op te wekken, maar Hem óók te zetten aan Zijn
rechterhand te midden van de hemelingen! Het is niet alleen opstan-
dingskracht, maar ook hemelvaartskracht!

‘Dit is een krachtenveld dat ons mensen ver te boven  gaat.’

Absoluut. Daar waar Paulus in Romeinen wees op deze kracht als alleen
toereikend voor Hem om Hem uit de doden op te wekken, wijst hij nu in
Efeziërs erop, dat die kracht niet alleen voldoende was om Hem uit de
dood op te wekken, maar ook om Hem te plaatsen boven iedere soeverei-
niteit en volmacht en kracht en heerschappij en iedere naam die genoemd
wordt.

‘Over deze verschillen wordt bijna nooit gesproken.’

Nee, omdat men niet weet wat men aan moet met een hemelse bediening
voor de gemeente die Zijn lichaam is. Men ontkent het en houdt alleen een
vaag idee over, dat een gelovige na het sterven naar de hemel zal gaan.
Maar men heeft dan geen idee, wat die hemel precies is, laat staan waar die
is, en al helemaal niet wat wij daar dan zullen doen.

‘Anderen spreken van een soort haarspeldbochttheorie.’

Ja, dat is vrij bekend. In die visie worden wij voor de grote verdrukking weg-
gerukt van de aarde en na de grote verdrukking komen wij weer terug op aarde.
Wat wij vervolgens op aarde te doen hebben, is onduidelijk in die visie.
Men wil kennelijk ontkomen aan een hemelse bediening. Wat is er tegen zo’n
bediening? Het is heel bijzonder, dat wij de hemelse machten de verzoening
bekend zullen maken en ze onder de voeten van Christus brengen. Dat is een
genade, die al onze verbeeldingskracht ver te boven gaat. Het staat er. Daar heb
je als gelovige genoeg aan. Het is een grote genade, heel rijk!

Opmerkelijk

‘Ondanks de grote vloed en de nieuwe kans die de mensen
kregen, bleek al snel dat de mens nog net zo slecht was als
in de dagen van Noach. Bij Babel verstrooide God de mensen
en verwarde hun spraak, om hen te beteugelen…
Alleen Lot en zijn twee dochter konden Sodom en Gomorra
ontvluchten, ook Lot maakte geen bekeerlingen…
Steeds blijkt de innerlijke ongerechtigheid van de mens, die
het onmogelijk maakt dat het vlees God kan behagen. Zelfs
de rechtvaardige regering van Christus in de 1000 jaar ver-
andert dat niet; het onderdrukt die slechts.
Alleen een nieuwe schepping kan echt verandering brengen.’

Uit:  The All-sufficiency of God – J.H. Essex, UR LXIV, blz. 62,63

Woord vandaag

‘Wat een ongelooflijk plan van God he, als je er zo over nadenkt.’

Wij kunnen het niet begrijpen, dat God alles van tevoren had ontworpen, met
zo’n diepe wijsheid. Deze wijsheid wordt eerst in de latere brieven van Paulus
onthuld. Zij was verborgen, ondanks de wijsheid die ons tegemoet komt in de
Tenach. In boeken als Prediker en Spreuken, maar ook in Esther, Hooglied en
de Psalmen vinden wij diepe wijsheid van Jahweh terug.

‘Dus die wijsheid van de Tenach is lager dan die wij in Paulus’ brieven lezen?’

Daarom bidt de apostel in Efeziërs 1, dat de gelovige een geest van wijsheid en
onthulling gegeven wordt, om te weten wat die grote en diepe wijsheid van
God is. Zelfs als hij al in Romeinen 11:33-36 juicht over de diepte aan rijkdom,
zowel van wijsheid als van kennis van God, dan bidt hij daarna nog om die
specifieke toedeling van de geest van wijsheid en onthulling uit God.

‘Tsjonge, dit gaat wel ver.’

Het is in Efeziërs, dat wij zien wat de verwachting van Zijn roeping is en
wat de rijkdom van Zijn lotgenieting is te midden van de heiligen en
wat de overstijgende grootte van Zijn kracht is voor ons, die geloven.
Het gaat om de bijzondere roeping van Christus Jezus, die óók en vooral
met die hemelingen te maken heeft. Als dat Zíjn roeping is, dan is dat óók
de onze!

‘Zo, ook hier moet ik diep over nadenken. Het is geweldig!’

En Zíjn lotgenieting te midden van de heiligen is boven, want de heiligen
zijn hier de gelovigen in Christus Jezus (Efeziërs 1:1,13) en die hebben uit-
sluitend geestelijke zegen te midden van de hemelingen (Efeziërs 1:3).
Wij hebben in Efeziërs dus de aarde verlaten en bevinden ons boven, in
de hemelen, in Christus Jezus!
Laten wij ons daarover verheugen, deze alles overstijgende rijkdom!

Woord vandaag

‘Wat een overweldigende genade, dat Gods plan zo groots is.
Het betreft de aarde én de hemelen! Machtig.’

En dan te beseffen, dat God dat voor de eonen al allemaal had ont-
worpen en uitgedacht en tot in de details klaargelegd. Vanuit God
gezien kan er niets mis gaan. Toen de tegenstander, de oude slang,
de draak van de eindtijd, zondigde werd duidelijk, dat er iets was
dat tegen God in ging. Niettemin ging er niets mis.

‘Want God had de Zoon al eerder geschapen, opdat Hij de werken
van de diabolos zou vernietigen?’

Dat is wat Johannes schrijft. Veel gelovigen denken dat dat niet zo
is. Zij denken, dat de diabolos (dooreenwerper, duivel) de grote over-
winnaar zal blijken, als alle ongelovigen voor eeuwig verloren gaan.
Het punt is, dat de Zoon van God inderdaad de werken van de duivel

zal vernietigen en dat grondig. Er zal niets van overblijven. Waar wel
wat van over zal blijven is het werk, dat Christus Jezus deed.

‘Onderdeel van dat werk is de bediening van de ekklesia die het lichaam
van Christus is?’

Hij zal Zijn lichaam inzetten te midden van de hemelingen, want Kolos-
senzen 1 maakt duidelijk, dat de verzoening niet alleen de aardsen betreft,
maar ook de hemelse machten en krachten omvat. Speciaal voor die heme-
lingen werd ons in Christus Jezus genade geschonken vóór eonische tijden!
Voordat er sprake was van zonde en kwaad bij hemelingen was het lichaam
van Christus al in Christus Jezus!

‘Wat een diepte van rijkdom is ons toch in Christus geschonken!’

Het duizelt je. Voordat er duisternis was, werd de gemeente die Zijn lichaam
is al door God als het ware ‘afgezonderd’ om ooit heel veel later, in de eonische
tijden, die grote plaats te gaan innemen te midden van de hemelingen. Om
samen met en onder leiding van het hoofd, Christus Jezus, al de hemelingen

onder Zijn gezegende voeten te brengen. Daar is niet veel van ons zelf bij, fei-
telijk: niets. En dát is de overstromende rijkdom van Gods genade die onthuld
wordt, uitsluitend door Paulus, in de latere brieven!