Woord vandaag

‘Die Petrus. Eerst zijn Heer verloochenen, daarna toch in de bediening.
Bijzonder dat we zo de genade van de Heer zien.’

Het is een voorbeeld hoe God met alle mensen handelt. Iedereen ver-
speelt eerst alles, daarna kan Gods genade, barmhartigheid en liefde
getoond worden. Tegen de donkere achtergrond van de zonde en het
kwaad!

‘En? heeft Petrus zijn bediening uitgevoerd?’

Dat kun je wel zeggen, ja. De Heer zei tegen Petrus in het bijzijn van de
andere discipelen (Johannes 21:18,19):

18 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg je: Toen je jonger was, omgordde je jezelf
en je ging waar je wilde, maar wanneer je eenmaal oud wordt, zul je je
handen uitstrekken en een ander zal je omgorden en je brengen, waar je
niet wil.
19 En dit zei Hij om te kennen te geven, met welke dood hij God verheerlijken
zou. En dit gezegd hebbend, sprak Hij tot hem: Volg Mij.

Petrus had zich omgord met zijn opperkleed toen hij overboord sprong om
naar de Heer te gaan. De Heer zegt nu dat Hij Petrus kent. Petrus’ woorden
waren door de Heer gehoord, Hij wist dat Petrus Hem liefhad. Zelfs dat wat
Petrus had gezegd over Hem te volgen tot in de dood (Mattheüs 26:33-35)
zou werkelijkheid worden. Petrus zou de Heer niet alleen volgen in de her-
derlijke bediening van het koninkrijk van de hemelen, maar ook in de manier
waarop hij zou sterven!

‘Petrus heeft de bediening in verband met het aardse koninkrijk dus uitgevoerd.’

Dat kun je wel zo zeggen. Want Petrus schrijft in zijn tweede brief aan zijn
gelovige
volksgenoten:

1:14 want ik weet, dat het afleggen van mijn tent spoedig komt, zoals ook onze
Here Jezus Christus mij heeft doen weten.

Petrus liep zijn loopbaan en aan het einde overkwam hem de dood als martelaar,
door kruisiging (althans volgens de overlevering) met het hoofd naar beneden,
in Rome. Maar hij schreef zelf dat hij in Babylon verbleef (1 Petrus 5:13).

‘Maar we kunnen wel zeggen, dat Petrus zijn opdracht uitvoerde en de gelovigen
van Israël herderde,terwijl hij de sleutels van het koninkrijk van de hemelen op
aarde hanteerde.’

In feite kun je niet anders dan dat concluderen, en is de scheidslijn tussen de
bedieningen en evangeliën van Petrus en Paulus niet vaag, maar scherp.

Woord vandaag

‘Nu gaat het zeker over Johannes 21, dat de Heer Petrus de vraag stelt
of hij Hem liefheeft?’

Toen de Heer hem aankeek (Lucas 22:61), huilde Petrus bittere tranen.
Moeilijk moment voor hem, maar daar leerde hij de grote les waarvan
hij in zijn eerste brief (5:5-7) getuigt, en heeft met genade te maken:

5 Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid, want God weerstaat
de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.

6 Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoogt te
Zijner tijd.
7 Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.

De bittere tranen waren uiterst kostbaar in Gods ogen. Wat een bijzondere
tederheid blijkt uit de woorden van de Opgestane, als Hij de boodschap
van Zijn opstanding stuurt aan de discipelen en aan Petrus! (Marcus 16:7)

‘Geen veroordeling. Dat blijkt uit deze woorden. Genade! Mooi hoor!’

Er volgt nog wel iets. Petrus is gaan vissen, samen met zes anderen.
Maar de Heer riep hen en toen zei Hij: vanaf heden zullen jullie mensen
vangen
! (Lucas 5:10). En nu, na de opstanding, vissen ze met z’n zevenen
en vangen niets. Toen hoorden ze de stem die zei: Kleine kinderen, hebben
jullie niets te eten
? (Johannes 21:5).

‘Oh ja, en dan zegt Hij dat ze hun netten aan de rechterkant (stuurboord)
moeten uitgooien en dan vangen ze 153 vissen, terwijl het net helemaal
vol zit. Ik zou zó graag eens willen weten wat die 153 nu te betekenen heeft!’

Als dat gebeurd is, weet Johannes dat het de Heer is. Hij komt het eerst aan
land en helpt de anderen met de vis. Maar al die inspanningen waren niet
nodig om zelf te kunnen eten, want de Heer had zelf al voorzien in wat nodig
was. De maaltijd was al klaar! Mooi beeld van het lichaam van Christus, dat
zelf geen enkele inspanning hoeft te verrichten, omdat zij leven van dat wat
Christus Jezus geeft: genade! Het is Zíjn zorg en Zíjn voorziening waardoor
wij leven!

‘Ook geweldig, dat Petrus -ondanks de verloochening- door de Heer tóch de
opdracht ontvangt om herder van Israël te zijn.’

Dat is uiteraard ook genade. Hij ontvangt drie aanwijzingen, die met het
herderschap over de schapen van Israël te maken hebben.

Hij zeide tot hem: Weid mijn lammetjes (Johannes 21:15).

Hij zeide tot hem: Hoed mijn schapen (Johannes 21:16).

Jezus zeide tot hem: Weid mijn kleine schapen (Johannes 21:17).

Petrus wordt op deze manier in de bediening gesteld. De Heer
gaf Hem genade, Petrus was verootmoedigd.

Woord vandaag

Petrus had aan bijzondere sleutelfunctie, maar hij kreeg nog een
bijzondere opdracht.

‘Welke opdracht bedoel je?’

Herder zijn. Omdat de Opperherder de kudde bijna zou verlaten,
riep Hij Petrus. Hij had de kudde dwalend en dolend als schapen
die geen herder hebben, aangetroffen (Mattheüs 9:36). Maar Zijn
eigen schapen hoorden Zijn stem. Hij riep hen bij de naam en zij
volgden Hem. Hij was de ideale herder, de ware David, want Hij
legde zijn ziel neer voor de schapen (Johannes 10:14,15)!

‘Geweldig ja, Hij is de ideale herder voor Zijn volk, er waren ook andere
herders, zo lees je in Ezechiël 34.’

En in Hem werd een profetie vervuld (Zacharia 13:7, Mattheüs 26:31):

Zwaard, waak op tegen mijn herder, tegen de man die mijn metgezel is,
luidt het woord van de HEER van de heerscharen; sla die herder, zodat
de schapen verstrooid worden; Ik zal mijn hand keren tegen de kleinen.

‘Hoe ging het dan verder met die kudde, want de Heer zou weggaan van de
aarde, terug naar de Vader.’

De kleine kudde (Mattheüs 12:32) aan wie Hij het koninkrijk beloofd had,
was opnieuw samengebracht en er moest iemand gekozen worden die hen
zou begeleiden op hun aanstaande tocht door de wildernis. De Heer koos
Petrus. Dat was waarschijnlijk niet de onze geweest. Wij zouden de meest
trouwe en standvastige mens kiezen om de herdersstaf te kunnen hanteren.
Wij zouden op een mens steunen. De Heer kiest anders. Menselijke kracht
is alleen maar zwakheid in zo’n dienstbetoon.
Zijn herder moest eerst beproefd worden om deze les van de leegte van het
eigen hart te leren kennen.

‘Petrus verloochende Hem in de nacht dat Hij veroordeeld werd tot de dood
van het kruis, terwijl hij eerst zei dat hij Hem nooit zou verlaten.’

Na het kraaien van de haan besefte Petrus wat hij gedaan had en kwam tot
inkeer, de Heer keek hem aan en Petrus had het niet meer!

Daarna behandelt de Heer hem op een bijzondere, genadige manier, daar-
over gaan we morgen nadenken.

Woord vandaag

‘Petrus was dus de sleuteldrager en alleen via hem kon men het
aardse koninkrijk binnengaan?’

Dat niet alleen, hem was ook de autoriteit gegeven om te binden en
te ontbinden. Dat lezen we in Mattheüs 18:15-20 :

15 Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen.
16 Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Indien
hij niet luistert, neem dan nog een of twee met u mede, opdat op de
verklaring van twee getuigen of van drie elke zaak vaststa.
17 Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente.
Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en
de tollenaar.
18 Voorwaar, Ik zeg jullie, al wat jullie op aarde binden, zal gebonden
zijn in de hemel, en al wat jullie op aarde ontbinden, zal ontbonden
zijn in de hemel.
19 Wederom, [voorwaar] Ik zeg jullie, dat, als twee van u op de aarde
iets eenparig zullen begeren, het hun zal ten deel vallen van mijn Vader,
die in de hemelen is.
20 Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik
in hun midden.

Dit zegt de Heer tegen zijn discipelen en in verband met de gemeente
van het koninkrijk. Wat te denken van vers 15? Als je broeder zondigt
moet je naar hem toe gaan en hem bestraffen. Zou dit in het lichaam
van Christus zo moeten?

‘Dat lijkt mij niet, nee. Paulus heeft het toch over elkaar genade schenken?’

Dat is toch wel een wezenlijk andere lijn dan we hier in Mattheüs 18 lezen.
En in het tekstverband (zie Mattheüs 18:1,3,23) waar het steeds om het
koninkrijk van de hemelen draait.
Petrus gebruikt later op de pinksterdag de aan hem toevertrouwde sleutels
en verkondigt aan het hele huis van Israël, dat ‘God Hem tot Heer en Christus
maakt, deze Jezus die jullie kruisigden’ (Handelingen 2:36).
Op deze rots werd de gemeente bij pinksteren gebouwd.

‘Het betekent wel, dat het evangelie dat Petrus bracht, gegrond was op de
dood en opstanding van Christus.’

God schonk vergeving op basis van het gebed van de Heer aan het kruis.
Het evangelie van het koninkrijk werd opnieuw gepredikt aan het volk.
Daar bij verkondigde Petrus de essentie: de opstanding van Christus.
Bij Paulus is dat het fundament. Petrus staat in een heel andere lijn,
namelijk die van het beloofde (zie Daniël) koninkrijk op aarde.

‘Het wordt mij stukje bij beetje duidelijker hoe het zit.’

Hij gaat naar Cornelius in Handelingen 10. Dat was een proseliet, blijkt
uit handelingen 10:2 waar hij een God vrezend en vererende wordt ge-
noemd. Petrus ging niet naar een heiden die niets van God wist, maar
een die al genaderd was tot de God van Israël.

‘Petrus zegt er toch iets over in Handelingen 15?’

Hij zegt daar op het apostelconvent:

Ha.15:7 En toen daarover veel verschil van mening rees, stond
Petrus op en zei tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van
de aanvang af (vanaf de begindagen) mij onder u heeft verkoren,
opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie
zouden horen en geloven.

Hier zegt Petrus, dat hij onder de besnijdenisapostelen uitgekozen

nwas om aan de heidenen het evangelie te brengen. Dat was niet het
evangelie van genade en verzoening zoals Paulus dat verkondigde,
maar het evangelie van het koninkrijk! En dat aan een proseliet.
Hij had immers de sleutels van het koninkrijk van de hemelen!

‘Er is weinig tegenin te brengen. Als je nauwkeurig de lijn volgt, kom
je hier bij uit.’

Paulus is nu eenmaal de geroepene die rechtstreeks, zonder dat eerst
het volk Israël tot bekering is gekomen, naar de natiën gaat!





Opmerkelijk

Uitspraak van dr. H. Vreekamp in opinieblad CVKoers:

‘Het hart van het evangelie ligt in de verwachting van Gods heil.
Het heidendom kent die verwachting niet. Het heidendom spoort
je aan te leven in het hier en nu. Het leven zélf is heilig, is door-
ademd van een sacrale sfeer: je eigen land, de natuur, zon en maan,
je voorouders. Dat alles mag je vereren en dan is het goed.
Het evangelie haalt een streep door die zelfgenoegzaamheid.’

Naar aanleiding van zijn nieuwe boek:
De tovenaar en de dominee – Over de verschijning van God.