Woord vandaag

‘Wat een verwachting hebben wij. Het zal de bazuin van God zijn,
en wij zullen dan –eindelijk- dat heerlijkheidslichaam ontvangen!’

Op de dagen dat het moeilijk is, putten wij hier moed uit. Hij zal
ons het eerst van al Zijn andere schepselen verheerlijken. Hij is
zelf de grote Eerstgeborene, en wij zijn dat met Hem. Wat een
ongelooflijk voorrecht, waarvoor wij diep dankbaar mogen zijn.
En in zekere zin is de Heer al in heerlijkheid gekomen, namelijk
toen Hij Saulus ontmoette op de weg naar Damascus.

‘Hoe moet je dat zien? Als een soort voorvervulling?’

Misschien wel. De profeten hadden Zijn komst in heerlijkheid
voorzegd. Saulus werd eerst genade geschonken, God liet het
eerst in hem Zijn genade overvloeien. Zo werd Saulus eerder
dan het volk waaruit hij voortkwam geconfronteerd met
de
verheerlijkte Christus. Daarin was hij een type van de uitge-

roepen gemeente, die Hem als Verheerlijkte zullen ontmoeten
bij de bazuin van God. In beide gevallen is dat ruim vóór Zijn
verschijning in heerlijkheid aan Israël.

‘Mooie extra bevestiging. Klopt ook fijn met Efeziërs 1:12.’

In beide situaties zien wij de genade van God overstromen.
Saulus had echt alles verspeeld. Hij kon vanuit de Thora geen
enkele aanspraak meer maken op de gunst van God. Hij wist
dat het een bediening van de dood was. De zonde had hem,
uitgaande van het gebod, gedood. De wet bleek in de praktijk
geen kracht te bevatten om de mens te redden. Bovendien
had Saulus de uitgeroepen gemeente van het koninkrijk ver-
volgd en verwoest. Hij vervolgde Jezus zelf.

‘Wij beseffen steeds meer hoe groot de genade van God is.’

Wij als arme zondaren uit de natiën, zonder God en zonder
Christus in de wereld, waren in grote duisternis. Maar Hij redde
ons uit en liet het evangelie in onze oren komen. Dat betekende
overstromende genade van God, wij aanvaardden Zijn evange-
lie en kunnen ons nu op niets van onszelf beroemen. De grote
heerlijkheid van Zijn genade is, dat wij vanaf de laagste plaats
verhoogd en verheerlijkt worden tot de hoogste plaats –met
Hem- is een genade, die al het andere overtreft!

 

Woord vandaag

‘Ja en als we verder lezen in Efeziërs 1, dan zien we dat wij zijn tot
lofprijs van Zijn heerlijkheid.’

Daar draait het in Efeziërs om. De hoge plaats van het lichaam van
Christus, ook ten opzichte van Israël. Juist dat probleem wordt met
Efeziërs de wereld uit geholpen. Dat zullen we in hoofdstuk 2 gaan
zien. Hier zien we, dat de ekklesia die Zijn lichaam is, zal zijn tot lof-
prijs van Zijn heerlijkheid. Er is echter tot nu toe nog niets gezegd
over een hemelse bediening, maar wel dat alle zegeningen geeste-
lijk zijn. En dat die te midden van de hemelingen zijn.

‘Er staat verder in vers 12, dat de gemeente een voorverwachting
in de Christus heeft. Wat betekent dat?’

Hier wordt opnieuw iets nieuws gezegd. Eerst dus in 1:3, dat het
bij de gelovigen in Christus Jezus om uitsluitend geestelijke zege-
ningen te midden van de hemelingen gaat. Hier in 1:12 wordt aan
de 
gelovigen een eerdere verwachting in Christus toegeschreven.
Dit 
is gebaseerd op de geweldige belofte uit 1 Thessalonicenzen 4,
de 
bazuin van God. Daarin wordt duidelijk, dat de gelovigen die
de 
boodschap van Paulus aanvaardden, weggerukt worden tot
een 
ontmoeting met de Heer ….. in de lucht! Niet op aarde.

‘Bekend. Dat is voordat de Heer Zijn voeten gaat zetten op de
Olijfberg. Want dat is op aarde.’

De ekklesia die Zijn lichaam is moet weg zijn voordat de grote ge-
richten komen als uiting van Gods verontwaardiging. Omdat het
lichaam van Christus de bediening van verzoening heeft, kan die
niet op aarde blijven als de gerichten losbarsten. Daarom de weg-
rukking, die plaats zal vinden vóór de laatste jaarweek van Daniël
9:24-27. Aan het einde van de 70e jaarweek zal Jezus Christus te-
rugkeren en Zijn voeten zetten op de Olijfberg. Tussen de weg-
rukking en de komst voor Israël op de wolken zit dus minstens 7
jaar. Vandaar 1:12 , een voorverwachting hebben in de Christus! 

Woord vandaag

‘Wat zou de reden zijn, dat ook gelovigen proberen te ontkennen wat
in Efeziërs 1:11 staat?’

Het gaat om de eer en heerlijkheid van God. Het gaat in Efeziërs 1, net
als in de rest van de Schrift om de verheerlijking van de God en Vader
van onze Heer Jezus Christus. Niets gaat buiten Hem om. Hij is zelfs de
Schepper van het kwaad (Jesaja 45:5-7). Dat is geen interpretatie van
de kant van de mens, maar een duidelijke uitspraak van Ieue (Jahweh)
zelf! En hier in Efeziërs 1:11 wordt in één zin onthuld, dat God zelf al-
les bewerkt in overeenstemming met de raad van Zijn wil!

‘Heel dat menselijke gebeuren van al die miljarden op de wereld. Heeft
Hij dat alles in Zijn hand en onder controle?’

Als Hij het hart van de koning stuurt, dan doet Hij dat toch ook met de
harten van de ministers, minister-presidenten, regeringen, et cetera?
Maar ook van al die mensen. Hij stuurt de geest en het hart van de
mens in de door Hem gewenste richting. Nu zullen anderen direct
zeggen dat de mens zo als een robot wordt voorgesteld. Maar dat is
absoluut niet het geval! De mens zelf denkt dat hij vrij is in handelen
en denken. Niettemin wordt hij voortdurend gestuurd.

‘Er zit wel een opbouw in de mensheid. In de zin van: regeringen die
over mensen regeren. Plaatselijke overheden.’

Boven die regeringen zijn in de geestelijke wereld machten die landen
regeren. Denk nog even terug aan de vorst van Griekenland en die van
Perzië en Michaël. Dat zijn geestelijke heersers. En in de geestelijke
wereld is ook een machtsopbouw. Bovenaan staan de zogeheten ‘soe-
vereiniteiten’. Boven alles uit: Christus Jezus, samen met Zijn lichaam,
de uitgeroepen gemeente. Wij en al die andere gelovigen die Hij riep
en roept. Wij zijn de zonen die met Hem zullen regeren, collectief. En
binnen dat lichaam zullen sommigen een speciale regerende plaats
innemen, anderen zullen straks dienen te midden van de hemelingen.
Wat een uitzicht!

Woord vandaag

‘Boeiend. Sinds ik jaren geleden voor het eerst goed besefte, dat God
echt alles in Zijn hand heeft, gaf het mij enorme rust!’

Het is, als je dit biddend beseft, beslist geen dooddoener. God heeft
werkelijk alles in handen. Het kost voor de christenen heel veel moeite
dit te geloven. God is het, die alles bewerkt in overeenstemming met de
raad van Zijn wil. Het gaat om de bedoeling, die Hij uitwerkt.
Spreuken 16:4 zegt bijvoorbeeld:
Ieue heeft alles gemaakt omwille van zichzelf, ja, zelfs de goddeloze voor
de dag van het kwaad.

De ware betekenis van dit vers haalt een streep door allerlei welvaarts-
gedachten die tegenwoordig populair zijn, ook in de evangelische wereld.

‘Ook al lijken voor mensen de dingen uit de hand te lopen, voor God is
dat niet zo. Hij is het, die leidt.’

We hebben de geweldige verzekering, dat God alles uitwerkt. We kun-
nen soms bij voorbaat angst hebben voor wat komen gaat, maar als dit
besef dieper in ons hart en wezen doordringt, geeft het ware rust. Paulus
getuigt daarvan in Filippenzen 4. Hij wist in alle omstandigheden, dat God
hem erdoor zou dragen en dat geven wat nodig is. Heerlijk, als je zo dat
vertrouwen in je hebt. Want dan kun je je te allen tijde verheugen.

‘Het laat zien, hoe groot God, de Vader, is. Hij is werkelijk soeverein,
ver boven alles uit.’

Als Hij de Schepper van alles is, en dat is Hij, dan kan een schepsel nooit
in de diepste zin tegen God ingaan. Wel (tijdelijk) tegen Zijn geopen-
baarde wil. Maar dat schepsel kan nooit Zijn (verborgen) bedoeling
weerstaan.
Dat is de vraag die Paulus opwerpt in Romeinen 9:19. Het antwoord is
helemaal duidelijk, de Farao werkte onbewust mee om Gods bedoeling
werkelijkheid te laten worden. Hij kon, met al zijn macht, nooit Gods
bedoeling dwarsbomen! Daarin zien we ook de waarheid van Spreuken
21:1 terug:    het hart van de koning is in de hand van Ieue als water-
beken; Hij leidt het waarheen Hij wil
.

‘Als Hij het hart van de koning zo kan leiden, dan kan Hij dat ook doen
in alle men
senharten!’

En dat is wat velen niet willen geloven, hoewel het wel in Zijn woord
staat. Het vers waar we nu mee bezig zijn, zegt dat duidelijk. Het wordt
in één zin gezegd. Anderen zeggen dan: ‘ja dat staat er wel, maar….’
En vervolgens gaat men dat ontkennen. Dat maakt niet uit, of mensen
het wel of niet geloven, de woorden van Paulus blijven gewoon staan.
Degenen die Hij riep, waren allang tevoren gekend en tevoren bestemd
tot de plaats van zoon. Wat een rijke genade van onze Vader!