De grote apostel van het evangelie van genade is na zijn roeping op weg naar Damascus begonnen te spreken over genade en heeft dat tot het einde van zijn leven volgehouden. Ook dat volhouden was genade, die de Heer hem gaf!
Die genade van God werkte ook in zijn leven door. Hij leefde door en onder die genade. Alle sporen van wetticisme verdwenen door het leven en het licht van de opgestane Heer Jezus Christus uit zijn leven. Dat wens ik u, jou –en mezelf- heel erg toe. Want wat dacht u, hoe zo’n leven er uitziet?
Een leven zonder partij kiezen voor de ene groep of de andere, een leven zonder het streven om beter te willen zijn dan de ander, zonder zelfzucht en noem maar op, dat is toch heerlijk?
Een leven waarin liefde, vreugde en vrede de boventoon voeren in plaats van zelfgerichtheid, neer-slachtigheid en onvrede, dat wil je toch als gelovige?
Een voortdurend het beste willen voor die ander, terwijl je geen enkele behoefte meer hebt om ook maar iets aan de ander te willen opleggen, dat is de geest van Christus in je.
Je gezicht vertoont geen hardheid meer, je ogen spreken goedheid…..
‘Mooi hoor, maar voor mij geldt dit niet!’ Waarom niet? ‘Ik kan dat allemaal niet opbrengen!’ Precies. En dát is nu genade van God, want die zegt: ‘jij kan het niet, maar Ik doe het in jou’. Jij blijft altijd met je tekorten zitten, en je kijkt naar jezelf. Dat levert nou een leven onder de wet op. Dat is niet veel he.
Maar het fantastische is, dat de apostel schrijft: ‘Opdat wij waarachtig vrij zijn, heeft Christus ons bevrijd. Houd dus stand en laat je niet opnieuw een juk van slavernij opleggen’ en: ‘Immers, de zonde zal over jullie geen heer zijn, want jullie zijn niet onder de wet, maar onder de genade’.
De Heer veranderde in Zijn genade de eigenwijze beterweter Saulus in de ruimhartige, liefdevolle Paulus, als lichtend voorbeeld voor alle gelovigen. ‘Ja zo wil ik ook zijn!’ Dat kan. ‘Hoe dan?’ Drink veel van Zijn overstromende genade!
3 december 2009
‘Ik ben met je eens, dat je heel makkelijk kan uitglijden in een wettisch gebeuren, maar Paulus spreekt toch in zijn brieven over de wandel? Met andere woorden: hoe leef ik, nú, vandaag met mijn buren, mijn collega’s, mijn leerlingen op school, mijn klantenkring?’
Ja, hoe je het ook noemen wil, hij geeft in zijn brieven steeds een heel aantal praktische adviezen en wenken. Maar hij legt nooit iets op. Gods genade doordringt zijn schrijven. Vaak is het heel logisch wat hij schrijft. De Efezebrief is lastig, omdat Paulus spreekt van een hemelse toekomst en houdt ons dat als gelovigen nadrukkelijk voor. Aan de andere kant kende hij zelf ook de ervaring, van het geestelijk horen bij een nieuwe mensheid, maar je leeft middenin die oude mensheid. Hoe ga je daarmee om? Je merkt, dat hij schrijft in die lijn van zekere spanning. Je kent de verzoening, Paulus kende die ook. Toch liet hij zich in Filippi goed uitgeleide uit de stad doen, omdat hij aangaf een Romeins staats-burger te zijn. Hij nam geen wraak, dat is nog heel wat anders. Hij rekende het kwaad niet toe. Zo was zijn houding. Lees daar Romeinen 12:18-21 maar op na. Dat lees je terug in het gedrag van Paulus in Filippi (Handelingen 16:19-40). Paulus was daar nogal onrechtvaardig behandeld. Hij zong in de nacht onderin de kerker. Wat een voorbeeld he. Kijk, zó kreeg zijn geloof gestalte in die moeilijke omstandig-heden. Maar bemoeide hij zich met de politiek in die stad? Ging de apostel bouwen aan deze aarde?
Nee, hij was voortdurend onderweg. Een echte Hebreëer. Hij woonde in tenten, meestal, in elk geval maakte hij ze wel. Een prachtig type van het feit, dat hij hier op aarde geen vaste verblijfplaats had, maar wist van een vast gebouw boven, eonisch, in de hemelen! Paulus, in zichzelf een type van het hele lichaam van Christus!
2 december 2009
‘Ja mooi, allemaal tot je dienst, die toekomst. Maar ik leef nú, vandaag, met mijn beide voeten op deze aarde, waar het er allemaal niet makkelijker op wordt. Wat moet ik met die mooie volzinnen uit Efeziërs 1 en 2? Prachtige theorie, maar de praktijk is weerbarstig!’
Je brengt onder woorden waar veel gelovigen tijdens hun geloofsleven mee worstelen. Je ziet het soms terug bij evangelische voormannen, die eerst enthousiast spreken over hun burgerschap in de hemelen, en zich niet wilden bemoeien met de politiek, maar later wel terug te vinden zijn op de kieslijst van de Christenunie. Dan kun je gerust van een omwenteling spreken.
Soms vind je datzelfde aspect in een ander spoor ook terug; waar sommigen niet wilden weten van lichamelijke genezingsbediening (want dat had met de komst van het aardse koninkrijk van de Messias te maken), staan zij nu in diezelfde genezingsbediening op het podium in samenkomsten.
Paulus is in zijn brieven een praktisch ingesteld mens. Als rabbi onderwijst hij zijn leerlingen, hoe zij met het geleerde halachisch (wandel) kunnen omgaan. De setting is echter niet langer zoals vroeger farizeïsch-wettisch, maar in genade! ‘Alle dingen zijn mij geoorloofd’ zou een echte Joodse, orthodoxe rabbi nooit, maar dan ook nooit zeggen! Zo heb je de Talmoed. Daarin wordt onder andere tot in detail omschreven (met hele discussies hoe de diverse rabbi’s het uitlegden) hóe de Joden de Torah in de praktijk moeten toepassen. Dan wordt de sjabbat wettisch ingevuld, je mág een heleboel dingen op sjabbat bijvoorbeeld niét doen. De Heer Jezus liep daar op verschillende momenten hard tegenaan en zette er steeds Zijn genade voor in de plaats. En: binnen de christenheid zie je hetzelfde als binnen het Jodendom. In orthodox-christelijke kringen wordt hier en daar tot in detail bepaald (door de kerkenraad/dominee) wat de kerkleden wel en niet (op zondag) mogen doen! En vergist u zich niet, in heel wat evangelische gemeentes gaat het (dan niet over de zondag) net zo!
Wat is het grote verschil tussen Paulus en de orthodoxie van zowel het Jodendom als de christenheid?
1 december 2009
In Efeziërs 2:6,7 wordt duidelijk wat precies de positie van het lichaam van Christus is. God geeft Christus als Hoofd boven alles aan de uitgeroepenen, de ekklesia die Zijn lichaam is; in feite werd die ekklesia daarmee verbonden met Hem in Zijn hemelse positie. Maar in Efeziërs 2:6,7 wordt het nog duidelijker:
‘…en wekt ons gezamenlijk op en zet ons gezamenlijk te midden van de hemelingen, in Christus Jezus, opdat Hij in de komende eonen tentoon zal spreiden  de overstijgende rijkdom van Zijn genade in Zijn mildheid voor ons in Christus Jezus….’
God zet ons samen. Waar? Te midden van hemelingen (in de hemelen), in Christus Jezus. Veel Joodse mensen konden bij wijze van spreken de Romeinenbrief wel meemaken. Daarin wordt niets gezegd over een hemelse toekomst. Maar hier, in de Efezebrief, wordt deze toekomst boven helder beschreven. En God zal door het lichaam van Christus de overstijgende rijkdom van genade (dat gaat dus boven al de genade uit, die in eerdere Schriften bekendgemaakt was) tentoonspreiden. Aan wie?
Aan hemelingen. Geesten: soevereiniteiten, gevolmachtigden, krachten, heerschappijen. Een hele rangorde, zie 1:21. Hij zal dat doen tijdens de komende eonen (tijdperken).
Die overstijgende genade van God moet bekend worden in heel Zijn schepping, heel het universum.
Misschien doelt Petrus onder andere hierop als hij schrijft, dat diverse dingen moeilijk zijn om te begrijpen in de brieven van Paulus (2 Petrus 3:16). En dat geldt ook veel ware gelovigen.
Petrus wijst er wel op, dat mensen de dingen in deze brieven verdraaien, wat leidt tot hun eigen destructie/vernietiging (Grieks: apoleian)….. Laten wij ons daarom houden aan wat Paulus exact schreef, en er niet een eigen draai aan geven. Dat doen wij (onbedoeld) maar al te vlug!
Paulus was geen luchtfietser. Hij dacht Hebreeuws (niet: Grieks-hellenistisch-Platonisch) en was een praktisch mens. Hij schreef deze dingen. Laten wij acht geven op wat God door hem onthulde!
30 november 2009
‘…dat de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, jullie zou geven een geest van wijsheid en onthulling……en wat de overstijgende grootte van Zijn kracht is voor ons die geloven….die werkzaam is in de Christus, Hij, die Hem opwekt uit de doden en Hem zet aan Zijn rechterhand te midden van de hemelingen….’     Efeziërs 1:17-19, CV
In deze tweede vindplaats van de uitdrukking ‘te midden van de hemelingen’ in Efeziërs, wordt de plaats die bedoeld wordt, nog duidelijker. Christus zit aan de rechter(hand) van God, en dat blijkt ook te midden van de hemelingen te zijn. Een geestelijk hoge positie, hoger kan niet. Het is voor ons in elk geval onzichtbaar, want Hij is de Verborgene in deze tijd, die ook ‘het beheer van het geheimenis’ genoemd wordt. Hij is ontrokken aan ons letterlijk oog, maar toch kijken wij in geloof omhoog naar Hem, die ons zo onuitsprekelijk liefheeft. Hij is dus gezet aan Gods rechterhand, dáár, in de hemelen.
‘Ja mag ik even inbreken? Dit vind ik zo moeilijk aan deze brief. Het is niet tastbaar. Je kunt niets pakken met je handen. Voor mij moet het tastbaar zijn.’
Voor ons als gelovigen geldt wat de Heer zei: ‘gelukkig zijn zij, die niet zien en toch geloven’.
De discipelen konden als het ware hun geloof tastbaar bij zich hebben in hun Meester, met wie zij optrokken. Hij deed de storm bedaren, winden gingen liggen op één woord van Hem. Dat konden de discipelen voelen, beleven en ervaren. In een boot op het meer van Galilea.
We gaan nog een stap verder. Later in de tijd werd langzaamaan duidelijk, door de roeping van Paulus als apostel, dat er een bijzondere periode ging aanbreken. De lijn was altijd geweest: Israël op aarde, bedoeld om licht voor gojim (heidenen) te zijn, zegen en onderwijzing van Jahweh te verspreiden, tot sjalom voor allen. Dat werd met Paulus doorbroken. Hij ging rechtstreeks naar de gojim zonder dat heel het volk erbij betrokken was. Dat leidt tot grote nijd, kijk maar in Handelingen 22:22. Daar zijn de Joden woedend, als ze hem horen zeggen, dat de Heer hem naar de natiën (de gojim) stuurde. Ze spreken in feite een doodswens over hem uit!
Paulus schrijft later in gevangenschap deze brief, waarin hij 5 keer met ‘te midden van de hemelingen’ de richting, plaats en positie van het lichaam van Christus aanwijst.
Dit hemelse aspect was voor de meeste Joden een groot struikelblok, gewend als zij waren te denken en te handelen op aarde, met een aardse toekomst en aardse zegen die de Messias zou brengen. Zij konden dat niet bevatten.
Omdat het gaat om hogere, geestelijke (niet met handen aan te raken) waarheden, is dit hemelse aspect helaas voor veel ware gelovigen een moeilijk en zwaar te verteren punt.
Laten wij voortdurend voor alle heiligen –en voor onszelf- bidden om de geest van wijsheid en onthulling (iets bekend maken, de bedekking wegnemen) in erkenning van Hem! (Efeziërs 1:17)