Bepaalt Hij weer een dag,
‘heden’ – zeggend in David
na zoveel tijd, zoals tevoren
verklaard is:
‘Heden, ingeval jullie Zijn
stem zouden horen, zouden
jullie niet jullie harten
verharden’
Hebreeën 4:7
Hier citeert de schrijver weer
net als in 3:7, Psalm 95:7, dat
als volgt leest:
Want Hij is onze God, en wij
zijn het volk van Zijn weide,
en de schapen van Zijn hand.
Heden, indien jij Zijn stem hoort
Israël wordt aangesproken;
het volk wordt in beeldspraak
een kudde schapen genoemd.
De roep is: verhardt niet! Of:
verbittert niet! Zoals tijdens
de reis door de wildernis wel
gebeurde.
De Israëlieten in Handelingen,
de tijd dat het Messiaanse rijk
onder de Heer Jezus Christus
verwacht werd, zouden Zijn
stem horen en navolgen. Het
terugvallen gebeurde; er was
verval tot zelfs ongeloof. Daar
spreekt Hebreeën in hoofdstuk
6 en onder meer 10 over.
De schapen van Israël, zowel
in het land als in andere landen,
zij zouden Zijn stem volgen en
zo richting het aardse koninkrijk
gaan. Wellicht kregen zij tijdens
hun leven nog geen vervulling
van de belofte. Maar met het
zicht op de opstanding ‘op de
laatste/uiterste dag’ konden zij
met vertrouwen uitzien naar
wat Vader beloofde!