27 augustus 2009

Jezus ging soms zelf naar zieken toe. Bethesda. Overbekend bijna, en daar gebeurt het tegenovergestelde van wat in genezingsdiensten gebeurt. Er ligt daar iemand, al 38 jaar ziek, kan niet lopen. De Heer Jezus komt bij Hem en stelt de verbijsterende vraag: ‘Wilt u gezond worden?’ Dat lijkt super-ongevoelig en tactloos, niet pastoraal in elk geval. Wij denken allemaal: Natuurlijk wil deze man gezond worden! Uit het antwoord van de man blijkt, dat mensen hem kennelijk niet konden helpen. Daar moest de Zoon des mensen zelf aan te pas komen. Het woord, dat de Heer sprak, was voldoende. Het gaf de man opstandingskracht en hij kon weer lopen. Illustratief genoeg gebeurde dit op een sabbat, de uitbeelding van de geloofsrust van de gelovige. De man kon zelf niets, alleen luisteren naar wat de Heer zei. Prachtig he.

26 augustus 2009

Wanneer iets fout gaat in de Nederlandse samenleving, is een belangrijk item: de schuld-vraag. Dat is, als je het mij vraagt, typisch calvinistisch. Steeds maar op zoek naar de schuld(ige). Schuldgevoelens oproepen. In liederen, die op zondag in samenkomsten gezongen worden, klinkt ‘schuld’ regelmatig door. ‘Gezegend zij het Lam, dat de schuld van de wereld op zich nam’, bijvoorbeeld. Iemand hield mij eens indringend voor, dat Paulus leert in de Romeinenbrief, dat een mens ‘erfschuld’ en ‘persoonlijke schulden’ tegenover God heeft. Het hele begrip ‘schuld’ in deze zin kom ik niet tegen in het Nieuwe Testament. Nergens. Of: weet u wel een vindplaats? Ik hoor het graag!  d.gorter@gmail.com

25 augustus 2009

Op de laatste dag van de 69e ‘jaarweek’ van Daniel 9:24-27 komt de Heer over de Olijfberg naar Jeruzalem toe en toen Hij over de stad uitkeek. Onlangs hadden mijn vrouw, onze dochter, schoonzoon en ik het grote voorrecht precies hetzelfde te zien: vanaf de Olijfberg zagen wij de stad van de grote Koning in de volle zon. Dan gaat er veel door je heen. De Heer Jezus weende, huilde, toen Hij zo over Zijn geliefde stad uitzicht had. In wat Hij dan vervolgens zegt (Lucas 19:41-44), noemt Hij twee keer een tijdsmoment: ‘..och of gij in deze uw dag, daarom, dat gij de tijd van uw bezoeking niet bekend hebt’. De Heer spreekt het gericht uit over Jeruzalem, omdat ze Hem niet (h)erkenden als vredevorst en de tijd niet onderkenden, dat Hij komen zou. Laten wij er als gelovigen ernst mee maken, het tijdaspect van de profetieen na te gaan, opdat wij de tijd van Zijn terugkeer (onder)kennen!

24 augustus 2009

Veel gelovigen denken, dat je niet mag uitrekenen, wanneer de Heer Jezus terugkeert. Men citeert dan (vaak half) uit het hoofd: ‘van die dag of die uur weet niemand’. Dat zou voldoende moeten zijn om ieder af te schrikken, die dit serieus in de Schrift zou willen onderzoeken. Genoemd citaat staat in Mattheus 24:36 ‘Maar van die dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen van de hemelen, dan Mijn Vader alleen‘.  Als we kijken in het direct voorgaande vers, dan staat daar, dat het gaat om het voorbijgaan van de hemel en de aarde. Dat is een veel later (Openbaring 20:11, 2 Petrus 3:10,12) gebeuren dan de terugkeer van Jezus Christus als Zoon van de mens! Voor de rest wijst de Heer Jezus op het onverwachte van Zijn terugkeer, maar noemt steeds ‘de ure‘. Nergens lees je, dat de Heer zegt dat het niet uitgerekend mag worden! En als de Schrift zelf allerlei rekenkundige gegevens aanreikt, zou de oprechte onderzoeker ook dit belangrijke aspect van de profetie niet mogen meenemen?

23 augustus 2009

Wanneer vandaag weer in allerlei diensten gesproken wordt, ligt er
bij de luisteraar een taak. Goed luisteren natuurlijk, maar ook
het advies van Paulus opvolgen: toetsen aan Gods woord wat er
gezegd wordt. Het gebeurt regelmatig, dat sprekers en dominees
een stukje lezen en er vervolgens niet uit of over spreken. Je merkt
nogal eens, dat de spreker/dominee een aantal gedachten had, die
hij graag over wilde brengen. De spreker had gedachten en heeft er
een stukje uit het Woord bij gezocht. Feitelijk hoort het precies
andersom te zijn: de spreker wordt in zijn
studie van de Schrift aan-
gesproken en spreekt uit dat wat hem uit de Schrift aansprak.
Zo komt de Schrift, en niet de gedachte(n) van de spreker naar de
luisteraar toe. Dát bouwt op.