16 november 2009

Tijd is een factor waar we allemaal mee te maken hebben. We zeggen vaak, dat wij geen tijd hebben. Dat hebben we wel, maar het komt ons dan en dan niet goed uit. We zoeken een beter moment. We zeggen ook wel tegen elkaar: ‘het was te laat’ of ‘ik was de tijd vergeten’ of ‘ik was net op tijd’. Soms hebben we geen goede timing, dan doen we iets op het verkeerde moment. Of iets komt voor ons gelegen, het verkeerde tijdstip.
Het merkwaardige is, dat God boven of buiten de tijd staat. Hij heeft de tijd zelfs gemaakt, zoals Hij alles gemaakt heeft, want Hij is de schepper van alles. En omdat Hij de grote schepper van alles is, weet Hij ook precies het juiste moment te kiezen voor bepaalde gebeurtenissen.
Zo werd de Heer Jezus geboren uit een vrouw, onder de wet, en dat was, toen de volheid van de tijd gekomen was! Exact op het juiste moment (in overeenstemming met de profetie van Daniël 9:24-27), exact de juiste locatie (Bethlehem, Micha 5:2). God doet de dingen op tijd.
Ook in uw, jouw en mijn leven. Hij is nooit te vroeg of te laat, altijd precies op tijd! Het leven hangt van toevalligheden aan elkaar, zeggen sommigen. Nou, het valt ons toe…..uit Gods hand!
God regisseert perfect alles op Zijn tijd. Dat het voor ons weleens niet uitkomt, is wat anders. God werkt Zijn programma af, en dat is gericht op de mens, om die tot Zijn hart te brengen.
We verwachten grote dingen, die op het punt staan te gebeuren. Het zal op Gods tijd zijn, maar als u het aan mij vraagt: de klok van God tikt door…..tot voor ons de bazuin gaat, ook dat zal precies op tijd zijn: ‘uit het komen van de toorn (beter: verontwaardiging)’, en het is: ‘Hij heeft ons niet gesteld tot toorn (verontwaardiging), maar tot verkrijgen van redding, door onze Heer Jezus Christus’
(1 Thessalonicenzen 1:10; 5:9,10).
Geweldig he, zo’n nauwkeurige God!

15 november 2009

De mens wikt, God beschikt. Een gevleugelde uitspraak. Maar is dat ook zo? Als we kijken naar de loop van de geschiedenis, we slaan de Schrift erop na, dan zien we dat bevestigd. Jozef bijvoorbeeld, maakte aan zijn broers duidelijk, dat zij hem naar Egypte verkocht hadden, maar dat het God was, die alle touwtjes in handen had! En die had beschikt, dat Jozef in Egypte de redder van de wereld zou zijn!
De mens kan allerlei plannen beramen. De Farao wilde alle Hebreeuwse jongetjes, die geboren werden, doden. Dan zou hij het volk, dat in zijn land groeide, kunnen beheersen. Maar twee mensen lieten Moshe in een rieten mandje de rivier op drijven en hij werd: inderdaad, uit het water getrokken. En hij werd zelfs de leider van het volk, die voorop ging, toen zij Egypte uittrokken! De ironie is, dat hij opgroeide aan het hof van de Farao zelf. Dit laat ook weer helder zien, dat God beschikt!
Saul, de koning, had een hekel aan David en wilde hem doden. Maar Saul rekende buiten….God! En kreeg dat niet voor elkaar. Andersom, toen David alle kansen had zijn tegenstander uit te schakelen, deed hij het niet, want hij wilde geen bloed aan zijn handen van een gezalfde koning. Daarin is David een type van Christus, die zijn tegenstanders niet doodde, maar voor hen in gebed ging tot Vader!
De mensen kruisigden de Heer Jezus Christus, en daarmee speelden ze de tegenstander in de kaart. De Joodse overpriesters dachten van Hem af te zijn, en lieten voor de zekerheid een wacht bij het graf regelen. De verbijstering sloeg toe. Hij was er niet meer! Het graf was leeg! God wekte Zijn zoon op uit de dood en daarmee werd uiteraard vervuld wat de profeten geprofeteerd hadden!
De mensen kunnen allerlei plannen hebben, maar God beschikt! De mens zondigde; God zoekt de mens op. De mens wijkt van Hem af; Hij trekt de mens in Zijn onophoudelijke liefde naar Zich toe.
Steeds weer, totdat Hij uiteindelijk alles in allen zal zijn!

14 november 2009

In het programmablad van de EO, Visie, van deze week 14-20 november 2009 (hun week loopt van zaterdag tot en met vrijdag) wordt op bladzijde 10 de volgende stelling uit het dagblad ‘Trouw’ van tv-presentator Keith Bakker in de rubriek ‘Tien Geboden’ geciteerd: “God, zoals ik Hem zie, lijkt op mijn vader: een soort dictator, veeleisend, straffend en afwijzend”.
Zo zie je, hoe iemand door zijn eigen vader een totaal omgekeerd beeld van God kan krijgen. Gelukkig lezen we in de Bijbel iets totaal anders! Laten we even het rijtje woorden langslopen.
“Een soort dictator”: niets kan verder van de waarheid af zijn! God IS liefde, zegt Johannes in zijn 1e brief. En de volkomen liefde verdrijft de vrees. Een echte dictator jaagt alleen maar angst en vrees aan, zodat je bibbert van angst voor hem. Kijk maar hoe treffend dat in films soms uitgebeeld wordt. Bij God krijg je alle ruimte om méns te kunnen zijn; een dictator geeft je geen millimeter.
“Veeleisend”: gelukkig is God niet zo, zeg! Hij schenkt je eerst alles wat je nodig hebt en leert je vervolgens met alle geduld, liefde en aandacht ermee om te gaan, ermee te wandelen en te leven.
God eist werkelijk NIETS van ons! Híj bewerkt alles: zowel het willen als het werken, Zijn welbehagen.
“Straffend”: God geeft géén straf op de zonde, als zou Hij er een soort zero-tolerance beleid op nahouden. Het Hebreeuws én het Grieks kennen strikt genomen geen woord voor ‘straf’!
Dat ontbreken van dit woord verblijdt ons, want het klopt precies met hoe en wie God is: liefde. Als wij iets fout doen als gelovigen. Wij weten dat van binnen. Nou? Wat nu? Wat volgt er dan? Een keiharde straf, omdat wij het alweer verkeerd deden? Excommunicatie uit de ekklesia? Wat staat in Romeinen 8:1? En in Romeinen 5:20,21? Lees het maar na. We hebben een fout gemaakt. Ja. Jammer. Maar verandert er nu iets? Is Gods liefde nu minder? Zijn genade is groter dan onze fout(en)!
“Afwijzend”: Aanvaardend is de grondhouding van God naar ons toe. Hij ís immers liefde! Hij neemt de mens aan. Juist de diepst gevallen zondaar zoekt Hij op. Kijk maar eens in Marcus 5 naar de Heer Jezus, hoe Hij die wilde, eenzame man, die zich ongekleed tussen de graven ophield, naar Hem toekwam, behandelde. Wees Hij de man af? Wij zouden het op grond van het gedrag van de man, wel verwachten. Wat deed de Heer? Hij vroeg hem naar zijn naam. En dus naar zijn identiteit, zijn wezen. Hij bleek bezeten door een legioen demonen. Vreselijk. De Heer verloste hem ervan. Hoe? Door Zijn woord! Wat geweldig is dat he.
Kijk, zó is God: liefhebbend, aanvaardend; Hij schenkt: genade!

13 november 2009

‘Ja mooi hoor, die verwachting die wij hebben als gelovigen. Als ik dat hoor, dan word ik daar blij van in mijn hart.’ Dat is fijn om te horen. ‘Ik heb nog wel meer vragen hoor, als het om de toekomst gaat.’ Nou, steek van wal, dan zullen we kijken of een antwoord kunnen vinden in de Schrift. ‘Nou ik lees weleens wat, en sommigen denken, dat wij pas op de helft van de laatste 7 jaar van Daniël 9 weggerukt worden, omdat in die eerste helft de toorn nog niet begint.’ Ja, dat is bekend. Als God de lijn met Zijn volk en de volkeren voortzet, gelden er andere lijnen dan in deze tijd, die in Efeziërs 3:9 ‘het beheer (huishouding, huis-wet) van het geheimenis’ genoemd wordt. In deze tijd geldt, dat God en Christus verborgen zijn voor de wereld. Israël staat tijdelijk op een zijspoor. Op het moment, dat de profetie van Daniël 9 in vervulling gaat, neemt God als het ware de draad met Zijn volk weer op. Dat betekent, dat er eerst gericht komt, want zegt Petrus (1 Petrus 4:17), het gericht begint bij het huis van God. Wat we zien in Palestina, is een ongelovige Joodse staat. Daar zit geen geest van God in. Zij vertrouwen op hun eigen arm (leger, IDF), en niet op die van Jahweh. Als God gaat richten (en daar gebruikt Hij de gojim, de volkeren, voor), dan is Hij volop bezig met Zijn volk.
Dit sluit in feite uit, dat het lichaam van Christus nog op aarde is. In de tijd van de die 7 jaren geldt dan het evangelie van het koninkrijk, het evangelie van de besnijdenis. Er kunnen niet twee evangeliën tegelijkertijd gelden. Daarom moet het lichaam van Christus weg zijn, in de hemelen.
Dit heeft ook met 2 Thessalonicenzen 2 te maken. ‘De weerhouder’, (vers 6,7) die daar genoemd wordt, is de ekklesia, het lichaam van Christus. Pas als die weggenomen is, kan de wetteloze zijn gang gaan. Deze wetteloze treedt op en zal meester van een verbond met velen zijn volgens Daniël 9:27, gedurende één zevener (7 jaar). Daarbij hoeft het nog niet zo te zijn, dat de wegrukking van het lichaam 1 dag voor het ingaan van dat verbond gebeurt. Daar kan best nog een periode tussen zitten waarin bijvoorbeeld in Jeruzalem de tempel wordt gebouwd en de offerdienst gestart wordt; dit kan zelfs op de tempelberg gebeuren, ook als de rotskoepel daar nog staat.
We kijken daarom wel naar gebeurtenissen en onderhandelingen over een regeling voor een Palestijnse staat, die alomvattend is, én de problemen omtrent Jeruzalem moet oplossen.
We leven in boeiende, profetische tijden!

12 november 2009

‘He dat stukje over de terugkeer van Jezus Christus van gisteren. Ik heb daar nog wel een vraag bij.’ Ok. ‘Als ik het goed begrijp, gaat na de wegrukking van het lichaam van Christus die 7 jaar lopen waar Daniël 9 van spreekt.’ Ja, dat kun je zo zeggen ja. Of dat daags na die wegrukking is, weet je natuurlijk niet. Dat zou misschien kunnen. ‘Ja, ok. In het boek Openbaring gaat het uitgebreid over die tijd he, direct na die wegrukking van het lichaam van Christus. Nu wordt er in Openbaring gesproken over een aparte groep.’ De 144.000 bedoel je? ‘Nee, eigenlijk de schare die niemand tellen kan. Openbaring 7 is dat toch?’ Ja, in Openbaring 7:13 wordt door een van de oudsten daar gevraagd wie dat zijn en waar zij vandaan komen. Het antwoord is, dat zij uit de grote verdruk-king komen. Het gaat om de mensen, die gelovigen waren en daarom in die verdrukking gedood werden. ‘Ik heb weleens gehoord, dat er van gedacht werd, dat het om een soort doorlopende opname ging, en die mensen ook nog allemaal bij het lichaam van Christus hoorden.’ Nou, dat kan eigenlijk niet, omdat er in 1 Thessalonicenzen 4:17 iets aparts staat. Er staat, dat al de gelovigen bij die gelegenheid, gelijktijdig (Grieks: hama) en samen (Grieks: sun) met hen (de al ontslapen gelovigen) weggerukt worden. Dat sluit alle anderen uit. Dan kan er niet later in de grote verdrukking nog een soort ‘toegift’ plaatsvinden. ‘Oke, ja dat is wel erg duidelijk. Mooi dat de Schrift zelf zo antwoord geeft’.
Het blijft iets, dat zo geweldig is, hoe langer je erover nadenkt, hoe meer je er naar gaat verlangen, want dan ga je de Heer zelf ontmoeten! En de Heer zelf kijkt ook uit naar dat moment! We verlangen naar elkaar, Hij naar ons en wij naar Hem. Stel je eens voor, dat wij dat binnenkort als wij leven dat meemaken. Ongelooflijk he, dan sterven wij niet, maar worden wij veranderd in een klein tijdsmoment en worden wij snel weggerukt van deze aarde. En dat samen met al die anderen, die gestorven waren. Wat een verwachting he.