Woord vandaag

De Naam van Jahweh (Ieue) is een sterke toren,
een rechtvaardige snelt daarheen en wordt in een veilige vesting gezet.
Spreuken 18:10
De Naam Jahweh werd aan Mozes onthuld in Exodus 3. Hij is de ‘Ik ben’
of ‘Ik zal (er) zijn’. In Openbaring wordt de Naam bekendgemaakt, dat
Hij was, is en komen zal. De Joden willen de Naam niet uitspreken, omdat
zij menen, dat die daardoor ontheiligd wordt. Gelovigen spreken in navol-
ging van deze Joodse opvatting van ‘de Eeuwige’ en vermijden zo het uit-
spreken. De Thora verbiedt echter het uitspreken van de Naam niet.

‘Het is een bijzondere Naam, en de getalswaarde 26 komt weleens op bij-
zondere plaatsen terug.’

De Spreuk geeft als prachtig beeld aan, dat de rechtvaardige (tsadiq) naar
die Naam als sterke toren rent en daar onaantastbaar is. Het woord voor
‘sterke toren’ in dit vers geeft aan: een plaats waar je onaantastbaar bent.
Vaak werden burchten of steden gebouwd met een sterke muur eromheen.
Vaak op een hoger gelegen plaats, zodat de omtrek in de gaten gehouden
kon worden en tijdig de vijand gezien werd.

‘Mooi beeld ja, de gelovige kan altijd Hem aanroepen en zich geborgen
weten in Hem!’

Ja, de rechtvaardige rent naar die sterke toren (Hebreeuws: migdal oz met
getalswaarde 154 = 77 + 77) in het aanroepen van de Naam en is daar in
een veilige vesting, oftewel : onaantastbaar.
Wij hebben de wapenrusting van God, en hebben voortdurend gebed als
een deel ervan. Daarom kunnen de vurige pijlen van de boze ons niet tref-
fen. Zo kunnen de geestelijke boosheden in de lucht ons niet van ons lot-
deel te midden van de hemelingen verdrijven!

Woord vandaag

‘Boeiend wel, die Spreuken, eigenlijk kom je van alles
tegen wat je in de rest van het Woord ook vindt.’

Er is heel wat herkenbaar uit het dagelijks leven, daarom
spreken ze je best aan. Het is niet zozeer van: je mag dit niet
en dat is wel goed, want dan trek je het in de ethiek, en de
bijbel is geen verzameling van 70 boeken om de etiquette
voor het dagelijks leven te leren. Het is veel meer een stuk
levenswijsheid om te overdenken en mee te nemen.

‘Maar er zit ook veel typologie in verborgen.’

Dat zeker, maar daar komen we niet altijd aan toe. Het is
nu Spreuken 18:9 dat aan de orde is:

Ja, wie zich slap opstelt in zijn werk,
die is broeder van de heer van vernieling.

Dit woord is duidelijk, en viel in een volk als Israël dat een
agrarische samenleving was. De boer die niet doorwerkt, en
zich slap opstelt zal de oogst niet binnenhalen of veel minder
zien worden. Dat geldt ook voor de boer die vee heeft: als hij
niet hard genoeg werkt, zullen de beesten achteruit gaan en
zullen ze (veel) minder opbrengen.

‘Ja en het geldt natuurlijk voor iedereen: als je slap en nalatig
in je werk bent, gaat het niet goed.’

In Kolossenzen 3 staat, dat wij al wat wij doen, voor de Heer
doen en niet voor de mensen. Als zo je motivatie is, kan het
niet anders, dan dat je niet nalatig of traag wordt in je werk.
En het tegenovergestelde van dit is de ‘heer van vernieling’.
Voor ‘heer’ staat in de tekst ‘baal’ en verwijst daarmee naar
de afgoderij, waarin de baals en de astartes een rol spelen.
Dan gaat het om ruïnering; afgoderij leidt tot vernieling en
waar wij Christus Jezus in ons leven dienen, zullen wij ook
het werk wat wij te doen hebben, goed doen!


 

 

Woord vandaag

De woorden van een lasteraar zijn als lekkernijen,
die dalen af in de kamers van iemands buik
Spreuken 18:8
Het woord ‘lasteraar’ is eigenlijk: ‘een fluisteraar, die ver-
haaltjes vertelt’. En daardoor eigenlijk iets over iemand

anders, of over anderen, waarmee hij met zijn voeten op
de reputatie of naam van de ander is gaan staan.

‘Dat is dus eigenlijk bewust iemand beschadigen!’

En er zijn er altijd die maar al te graag (lekkernijen!) die
woorden in zich opnemen en in hun ‘buik’ op slaan om

het op een (on)geschikt moment weer door te vertellen.
Waarmee degene(n) waarom het gaat, nog meer beschadigt
raakt. Helaas komt dit ook onder gelovigen voor.

‘Ja, maar als dat onder gelovigen gebeurt, is het net de wereld!’

We kunnen dat dan wel constateren, ja. Hoeveel aardsgezind-
heid er is, we weten het niet. In elk geval is er op het gebruik
van de tong onder gelovigen nog heel wat bij te schaven.
De apostel wijst er niet voor niets nadrukkelijk op. Er wordt
op dat terrein veel geleden. Het gebeurde in Paulus’ dagen
ook, en Spreuken wijst er al op.

‘Maar nu, legt ook jullie dit alles af: verontwaardiging,
gramschap, kwaadaardigheid, lastering en vuile taal uit
jullie mond.’
Kol.3:8