Woord vandaag

‘Wat een bijzondere woorden vinden wij in Efeziërs toch!’

En vers 10 van hoofdstuk 2 vloeit voort uit het voorgaande. Om als resultaat van
Zijn handelen met ons staat daar:

‘Want Zijn maaksel zijn wij’.

In het Grieks staat het woord voor ‘doen’ of ‘maken’ als zelfstandig naamwoord,
dus ‘daad’ of ‘maaksel’. Het gaat om het effect, de uitwerking van Zijn (Vaders)
handelen met ons. Niet een woord of zinnetje om snel aan voorbij te lezen, maar
dit zouden wij overdenken en in ons hart koesteren, net als al die andere woorden
van Efeziërs. Wat wij nu in Christus Jezus zijn, is dus het resultaat van Zijn handelen
met ons. Wat een genade, wat een heerlijkheid!
Het bevestigt nogmaals, dat het niet om ons doen of laten gaat. De Vader is auto-
noom in Zijn handelen. Voor het woord, dat met ‘Zijn’ vertaald is, staat in feite ‘zelf’.
Het gaat hier nog steeds om: ‘God echter, die rijk is in barmhartigheid’ (vers 4).

‘Het fijne is, dat wij rustig tijd nemen voor deze woorden.’

Ze zijn daar ook voor. Koesteren in je hart. Dat geeft vreugde, omdat je steeds weer
ontdekt, dat het Zijn genade is. Deze woorden van de apostel zijn het waard om tel-
kens te overwegen. U, jij en ik zijn Zijn maaksel, het werk van Zijn handen. Dan zijn
wij dus volkomen en perfect, of zoals Efeziërs 1:4 het zegt: ‘heilig en smetteloos’.
Hij heeft ons als het ware als poëzie bedacht. Wat Hij in ons leest, is volkomenheid
en heerlijkheid als complement van geliefde Zoon.
Van meet af aan waren wij door de Vader bedoeld om dit te zijn. Hij heeft in feite
ons altijd zo gezien. Dat wij als gewone mensen op aarde werden gezet, en allerlei
dingen goed of minder goed deden, vanuit de Vader gezien stond het al vast dat wij
geroepen zouden worden door het evangelie van onze redding.
In dat evangelie stond alles ook al vast, want God heeft het Lam tevoren gekend,
vóór de nederwerping van de wereld. En ook wij zijn uitgekozen in Christus vóór
die nederwerping!

‘Dit geeft zo’n vreugde en rust in mijn hart!’

Ja, wat is het geweldig, dat Hij dit bekendmaakt. Het werkt niet verslappend of
verlammend, maar het activeert juist om dat te doen wat Hij wil. We zijn wel on-
gelooflijk bevoorrecht, dat wel. Als het om Zijn hand(elen) gaat, is Hij bezig als
de grote Pottenbakker, die ons in Christus Jezus vorm geeft en heeft gemaakt
tot wie wij zijn.
Een oud lied zingt: ‘Ja Zijn liefde zocht mij, en Zijn bloed dat kocht mij, door ge-
nade ben ik een zoon van God’. Dat lied zegt eigenlijk ‘kind’, maar in Efeziërs
gaat het om onze plaats als zoon (Efeziërs 1:5), waartoe wij ook tevoren bestemd
zijn. Let op dat ‘tevoren’, dat verwijst naar ‘vóór de nederwerping’ van 1:4.
Wat bijzonder, dat wij zo’n plaats hebben ontvangen in Zijn plan!

Woord vandaag

‘Erg duidelijk, genade is het kernbegrip bij de apostel Paulus.’

Het wordt bevestigd –ook hier- door het niet uit werken. En dat is ook de werking
van
 
genade: opdat niemand roemen zal. In evangelische en kerkelijke kring doet
het ver
schijnsel zich voor, dat men kijkt naar de naam van een prediker, predikant,
voorgang
er en dergelijke. Je ziet het ook bij genezingsbijeenkomsten en andere
charismatische
 
samenkomsten dat het wordt aangekondigd met namen groot afge-
drukt op flyers
 
en zo voorts. Men roemt kennelijk in mensen. De werking van gena-
de is, dat het al
 
het roemen in mensen buitensluit.

‘Lijkt mij duidelijk, ja.’

Het is van twee kanten bekeken, logisch: genade wil zeggen dat God je geeft wat
je
 
niet verdient: “hoe zal Hij, die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor
ons
 
allen overgegeven heeft, ons ook niet met Hem alles in genade schenken?”
Dat sluit al onze inspanning uit, en daarmee stoot het de mens en zijn eigen wer-
ken
 
van de troon. Psalm 8 wordt nogal eens aangehaald om een hoge positie van
de
 
mens te ondersteunen: ‘U hebt hem bijna goddelijk gemaakt’ staat in de verta-
ling.
 
Maar incorrect, het gaat over de Zoon van Adam: ‘U hebt Hem een weinig
minder dan
 
de boodschappers gemaakt.’ Niet de mens stijgt, maar de Zoon daalde
af!
 
En dat was hard nodig ook. Hij kwam om te zoeken en te redden wat verloren
was.
 
Dat doet alle trots uit het hart van de mens wijken, als het goed is. Geen roem
in de
 
mens: ‘Wie roemt, roemt in de Heer’.

‘Ja, kom daar maar eens om.’

Men plaatst snel de mens en zijn inspanningen op de troon. Dan is er automatisch
geen roem meer voor Christus Jezus. De mens staat echter –in het evangelie van
Paulus- met lege handen. De werken leverden niets op en omdat die uit handen
genomen worden. Weg trots en roem van de mens.
En nu de handen leeg zijn kunnen ze ontvangen wat God geeft: de rijkdom van Zijn
genade. Allemaal geschenken, rijk uitgestald in de Efezebrief. Het geeft alle roem
aan Christus Jezus en de Vader van de heerlijkheid. 

Woord vandaag

‘Machtig, wat een heerlijke toekomstverwachting hebben wij, en hoe bijzonder!’

Nou, het is iets, dat Israël niet verwacht en heel veel gelovigen vandaag evenmin.
Of men gelooft vaag, dat men ‘na het sterven naar de hemel gaat’ of iets dergelijks.
En als je daarop door zou vragen, komt men met allerlei beelden van de situatie
van Israël in de 1000 jaar op aarde en/of op de nieuwe aarde. Zwaaien met palmtak-
ken en dergelijke. Maar in de hemel groeien geen palmbomen. Onze heerlijke toe-
komstverwachting is boven in de hemelse regionen te midden van de hemelingen.
Onze redding, die wij hoorden in het evangelie van onze redding (Efeziërs 1:13,14),
is in genade, door geloof, niet uit jullie zelf, het is Gods naderingsgave. Wat een
ongelooflijke heerlijkheid aan genade! Wij wéten ook het volgende punt dat hier
opgesomd wordt: niet uit werken. Niet uit werken van de wet, dat klinkt uitgebreid
in Romeinen en Galaten. Maar hier nog breder: niet uit werken. De mens kan ab-
soluut geen enkele inspanning verrichten om de redding van God te verkrijgen. Het
zou een lelijke vlek geven op de zuivere genade van God, die als een diamant in de-
ze brief schittert. Het vlees van de mens wil graag werken en voelt zich daar heel
goed bij. Maar hier gaat het niet om ‘een goed gevoel’, hoe populair dat bij som-
mige gelovigen vandaag de dag ook is.

‘Dat is waar, je hoort goed gevoel onder steeds meer evangelische christenen.’

Het niet uit werken is de logische consequentie van de genade van God. Dat sluit de
werken van de mens uit. Ook nadat hij zich bewust is gered te zijn. Zodra de geredde
mens zelf graag ‘aan de slag wil’ of ‘zich erg wil inspannen voor de Heer’, en meer van
dat soort uitspraken, kun je op je hoede zijn, want doorgaans zit daar vroom vlees ach-
ter. En de bijbehorende roem in eigen of andermans kunnen. Men wil graag de eigen
bedachte werken gaan doen en zo het evangelie ‘handen en voeten geven’. Daarmee
is niet gezegd dat je op een stoel kan gaan zitten en niets meer hoeft te doen. Het leven
van Paulus is daar een getuigenis van. Hij had meer gearbeid dan de apostelen van de
besnijdenis samen, maar niet Paulus, maar de genade van God die met hem was. Het
ging voortaan niet in eigen kracht, maar in Zijn kracht.

‘Het is wel scherp gesteld zo. Maar wel waar, velen vergeten de genade waarin ze
gered zijn zo snel.’

Men gaat dan na verloop van tijd over in een meer wettische levensstijl, in plaats van
in de praktijk  te blijven bij de genade van God. Soms hoor je een ‘opdracht’ aan het
einde van de verkondiging, want theologen en voorgangers vinden, dat de hoorder
aangezet moet worden tot een bepaalde actie, of een bepaald gedrag. Dat is te sturend.
Men zou het Woord zelf het werk laten doen in de gelovige en niet de luisteraar een
bepaalde gedragscode opdringen of opleggen. Zo was Paulus ook niet bezig.
Werkelijke opbouw zit in het prediken en verkondigen van het Woord van de waarheid
en niet de gedachten of conclusies van degene die spreekt of de Bijbelstudie geeft.
God is heel goed in staat door Zijn woord duidelijk te maken hoe het zit met Zijn genade
en Hij kan zelf in het hart van de gelovige duidelijk maken hoe het verder moet. En wat
dat hart nodig heeft, geeft Hij zelf – door Zijn woord. Dan is en blijft het Zijn heerlijk-
heid,
Zijn werk, en dus: Zijn genade! 

Woord vandaag

‘Weet je, ik ben er heel blij mee, dat ik geen echte vrije wil heb, het is veel beter
je te laten bepalen door Gods woord!’

Dat is waar het allemaal om draait. Zijn woord. De redding die wij ontvangen, is
geheel en al in genade en door geloof. Dit is Gods manier om onze genegenheid
te winnen. God geeft zelf alles (naderingsgave, Hebreeuws: korban, zie Leviticus
1:2), zodat wij vrije toegang tot Hem hebben, Hem kunnen naderen. Normaal ge-
sproken moest in Israël een offeraar naderen (korban) met een offer. Dat werd
bij de priester gebracht en die offerde namens de offeraar. Alleen de hogepriester
mocht één keer per echt tot Jahweh naderen in het heilige der heiligen op grote
verzoendag. Nu is in Christus de wereld met God verzoend. Ieder, die gered is in
genade door het geloof van Christus Jezus, kan God, de Vader, vrij naderen. Dát
is de diepe betekenis van ‘Gods naderingsgave’ in Efeziërs 2:8,9. Niet de mens als
offeraar brengt het offer; nee, God zelf heeft voorzien in de naderingsgave! Niet de
mens moest Hem met een geschenk benaderen, God naderde de mens door Zijn
geschenk! En zorgde er zo voor dat die mens vrije, onbelemmerde toegang tot Hem
heeft.

‘Tsjonge, wat is dat geweldig zeg. Dat God zó is!’

Ja, we zijn hier in een wel bijzonder rijk gedeelte van deze rijke brief beland. Gods
hart staat wijd open voor de mensen. Zijn Zoon heeft alles volbracht. Toen de drie
uren dikke duisternis op Golgotha voorbij waren, riep Hij uit: ‘het is volbracht’! En
toen was het werk gedaan. Nu kon Hij in vol geloof en overgave zich in de dood be-
geven, omdat Hij absoluut zeker wist, dat Vader Hem zou opwekken uit de dood en
uit de doden op de derde dag. Dat was in talloze typen al aangegeven en het stond
ook profetisch in onder andere de Psalmen. Wat een heerlijkheid is na dat lijden ge-
komen! Dat vinden wij volop bij de apostelen terug in wat zij spraken en schreven.
De diepste en meest rijke onthullingen over de redding van alle mensen en alle he-
melse machten en krachten lees je bij Paulus in zijn brieven.

‘We zijn rijk gezegend in en door God!’

Nou en of. En dat niet alleen, Hij betoont en schenkt ons de overstijgende rijkdom
van Zijn genade, opdat Hij die ook door ons heen kan tentoon kan spreiden te mid-
den van de hemelingen. Dat is Zijn bedoeling met ons. We kunnen nu al deze genade
uitleven, en Hij geeft dat. Maar uiteindelijk gaat het hierom: wij – de leden van het
lichaam van Christus – zullen te midden van de hemelingen zijn in de komende eo-
nen. Daar zullen wij door Hem gebruikt worden om al die hemelingen de verzoening
vanuit God bekend te maken en hen zo tot onderschikking aan Christus Jezus te
brengen. En zo vullen wij aan (als Zijn complement) wat ontbrak aan het geheime-
nis van Christus: de verlossing en verzoening en onderschikking van de hemelen,
dat wil zeggen: van degenen die in de hemelen verblijven! 

Woord vandaag

‘Wat een bediening krijgen wij van Vader. Nu al, maar straks in levende lijve.’

Ja. Het bijzondere van de gemeente die Zijn lichaam is, is dat nu al de veelvul-
dige wijsheid van God door dat lichaam aan de hemelse machten en krachten
wordt bekendgemaakt. Aan de soevereiniteiten en gevolmachtigden te mid-
den van de hemelingen (Efeziërs 3:10).
Ongelooflijk, als je dat beseft. We zijn een schouwspel. Dat zegt de apostel
in 1 Corinthiërs 4. De boodschappers zien dat en brengen dat over aan die
hogere machten in de hemelen. Zij zijn waarschijnlijk zeer verwonderd over
hoe dat werkt, dat mensen die er niks van bakten in hun leven, door God ge-
roepen worden om bij dat lichaam van gelovigen in Christus Jezus te gaan ge-
voegd te worden.
Het volgende wat het vers Efeziërs 2:8 zegt, is: ….’niet uit jullie zelf’; na alles
wat al gezegd is en al de genade die de gelovigen hebben ontvangen in dit
goede nieuws, is dit voor de gelovigen helder. Althans, voor heel wat gelovi-
blijkt dit nog niet helemaal duidelijk, Zij denken, dat het ging om hun geloof.
Maar het gaat volgens Romeinen 3 en Galaten 2:16,17 om het geloof van
Christus Jezus.

‘We hebben echt niets van onszelf, alles is van en door Hem.’

Ja, we hebben geen enkele bijdrage kunnen leveren aan onze redding. Hij
zocht ons op, in Zijn liefde. Hij trok ons uit de duisternis en deed het licht aan
in ons hart. Het is in genade, door geloof. En dus: niet uit jullie zelf. Alles is uit-
eindelijk uit God (Romeinen 11:36). Daarom kan een gelovige nooit zeggen dat
hij of zij dit of dat deed om gered te kunnen worden. De geest van weerspan-
nigheid werkte in jou en mij, totdat God evangelie in ons leven bracht en wij
door de heilige geest ‘ja’ zeiden tegen God en Christus Jezus. Dat was dus niet
uit onszelf, het was God zelf die dat in ons bewerkte.

‘We hebben dus geen vrije wil waardoor wij konden kiezen?’

Nee, onmogelijk. De gedachte van een vrije wil is een spookbeeld dat het den-
ken van de mens en van veel theologie heeft doordrenkt. Het zet de mens op
een voetstuk, alsof de mens autonoom, zelfstandig, zonder invloed van buiten-
af kan beslissen over zijn of haar lot. Dat is een denkbeeld dat zo vreemd is aan
de Schrift, dat we er maar weer snel over op moeten houden.
God is het, die naar Zijn welbehagen zowel het willen als het werken in ons
werkt. Het is niet anders. Dat maakt ons niet tot robotten, de mens heeft tot op
zekere hoogte wel een eigen wil (de uitdrukking ‘eigen wil’ komt waarschijnlijk
in de Schrift niet voor). Maar die wil van de mens wordt –zonder dat hij het zelf
beseft- bepaald door factoren als: geboorte-opvoeding-familie-plaats waar je
opgroeit-erfelijke eigenschappen, et cetera.
Daarom kan de redding nooit uit jullie zelf zijn. Het is zuivere genade van God!