‘Wat een toekomst. Bijna niet te vatten.’

Wat we gisteren lazen, daardoor kom je onder de indruk,
hoeveel
genade van God de gemeente ontving om aan de
roeping
te kunnen beantwoorden. Een hele hoge roeping.
Al wat
we kunnen als gelovigen is uit Hem. Hij heeft het
alles be
werkt. Zelfs het willen én het werken wordt door
Hem ge
werkt. God geeft aan eenieder een mate van geloof.

‘Wat een genade, zo veel, zo rijk, heerlijk.’

Zoals Paulus in 1 Corinthiërs schrijft, dat de gemeente de
onder meer de wereld en de (hemelse) boodschappers zal
richten, is
de toekomst van het lichaam van Christus vast-
gelegd. Die 
is niet op aarde –zoals Israël- maar te midden
van de he
melingen, boven in de hemelen. Daar is ‘ons’
domein.
En velen vragen zich af, wanneer de ‘evacuatie’
gaat ge
beuren.

‘Afgelopen zondag ging het daarover.’

Ja, toen kregen we antwoord op de vraag wat er precies
met de overleden gelovigen gebeurt bij de bazuin. En wie
bij het lichaam van Christus horen. Ook daarop klonk ant-
woord uit 1 Thessalonicenzen 4:13-18. En wanneer dat ge-
beurt: wij worden door Jezus, de Zoon van God, geborgen
uit het komen van de verontwaardiging (van God)!