‘Een leven door of in geloof, dat is best lastig soms. Je hoort dat
woord, maar het is niet tastbaar. We zien nu niet wat ons wacht.’
De gelovigen die in Hebreeën 11 genoemd worden, keken uit naar
iets beters. Dat deden zij door de beloften die zij ontvingen.
Abraham verwachtte de stad met fundamenten, hij heeft die in zijn
leven nooit aan kunnen raken. Hij ging op weg in zijn leven, met het
woord dat God hem gaf. Hij leefde in geloof.
‘Dat klopt ja, maar wat doe je ermee? Het geeft een verwachting. Maar
je leest niet hoe je moet handelen elke dag.’
De Bijbel is geen kookboek a.h.w. met kant-en-klare recepten voor ieders
persoonlijke leven van dag tot dag. Paulus schrijft wel gericht op de prak-
tijk, maar houdt dat toch algemeen. Hij heeft het over gehoorzaamheid en
onderschikking als een logisch gevolg van de ontvangen beloften.
Het is logisch dat een werknemer zich onderschikt aan een werkgever, het
is voor de gelovige normaal.
‘Ja, ok. Maar wat nou als die werkgever fraudeert? En jij ziet dat en werkt in
dat bedrijf?’
Allereerst is dat een zaak van die werkgever tegenover andere bedrijven en/of
tegenover de overheid. Als het naar jouw inzicht de spuigaten uitloopt en je
kunt er niet langer tegen, dan kun je een andere baas gaan zoeken die dat niet
doet. Maar dat is altijd jouw verantwoording en beslissing in afhankelijkheid
van de Heer, niet omdat een andere gelovige dat gezegd of aangeraden heeft.
‘Maar kun je die werkgever er dan niet op wijzen dat hij echt goed fout zit?’
Denk je dat die werkgever dat niet weet? Die er bewust mee bezig. Als hij de
belastingdienst wil oplichten, dan draagt ooit de overheid dat zwaard niet
zomaar, maar zal die werkgever dat ondervinden.
‘Oke, duidelijk. Maar wat nou als je werkgever een onmogelijk mens is?’
Wat denk je zelf? Wat staat er dan? Wat schrijft Paulus?
‘Nou ja, dat wij ons als werknemers zouden onderschikken.’
Dat lijkt mij ook. En dat klopt met de leer van God. Uiteindelijk leidt
Gods plan ertoe, dat elk schepsel, inclusief de Zoon zelf, zich onderschikt
aan God, de vader. Wij kennen dat einddoel al. Daarom lopen wij voor die
muziek uit en onderschikken ons nu al. Simpel toch?