‘Maar hoe probeert men dan de opname van de gemeente weg te
redeneren?’
Langs verschillende wegen. De ene weg is die van het zogeheten ultra-
dispensationalisme, een lastig woord, maar het betekent: een te ver
doorgevoerde leer van ‘bedelingen’. Men veronderstelt dan, dat je de
brieven van Paulus in tweeën moet delen: de ‘vroege’ en ‘late(re)’
brieven. Ofwel: de brieven die vóór Paulus’ gevangenschap zijn geschre-
ven en die tijdens zijn gevangenschap in Rome geschreven zijn.
‘Welke brieven zijn dat dan?’
De brieven die tijdens zijn periode van hechtenis in Rome zijn geschre-
ven, betreffen: Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen en 2 Timotheüs.
Volgens genoemde leer zou alleen in deze brieven de waarheid voor
vandaag staan. De rest is niet voor het huidige (gezamenlijk-)lichaam
bedoeld maar voor het lichaam van Christus dat er al was vóór Hande-
lingen 28:28. Men onderscheidt dan twee lichamen.
‘En dat heeft dan weer gevolgen voor de opname van de gemeente?’
Ja, want de opname was dan bestemd voor het lichaam van voor Hande-
lingen 28:28 en geldt dus niet voor de gelovigen die vandaag geroepen
worden, want die zitten in het gezamenlijk-lichaam (Efeziërs 3:6), en dat
lichaam heeft in die gedachte een andere gang: niet via de wegrukking,
maar direct na het sterven op de derde dag weer opstaan en naar de Heer
gaan. Dus er is in die visie voortdurend een opstanding van gelovigen op
de derde dag na hun verscheiden; zij gaan heen en komen in de hemel
bij de Heer.
‘Dan ben je de opname kwijt zoals die in 1 Thessalonicenzen 4 staat!’
Zeer zeker. Omdat die in de brieven vóór Paulus’ gevangenschap staat,
die dus vóór Handelingen 28:28 geschreven zijn, gelden ze niet voor nu,
en is de opname bedoeld voor een andere tijd. 1 en 2 Thessalonicenzen
zijn de vroegste brieven van Paulus, en dragen volgens de aanhangers
van bovenvermelde leer een sterk ‘Joods’ karakter en de bazuin heeft
dan te maken met Israël, want dat volk kende in de Thora een dag van
bazuinen. Paulus zou het dan daar over hebben.
‘Merkwaardige constructies, lijkt mij.’
Het is een opgebouwd leersysteem en dat leidt er toe, dat men op deze
gronden de wegrukking van de gemeente wegschrijft en wegschuift.
De ‘bewijzen’ voor deze leerstellingen zijn echter minder sterk dan ze
lijken. Er is wel sprake van een opbouw in Paulus’ brieven, maar die
heeft te maken met groei, ontwikkeling tot geestelijke volwassenheid.
Er bestaat geen enkele reden te veronderstellen dat er twee lichamen
zouden zijn. Dat blijkt nergens uit de brieven van Paulus. Eerder vinden
wij in Efeziërs 4:4 de eenvoudige waarheid: één lichaam en één geest….
Laten wij daarom vol vreugde met alle gelovigen uitkijken naar het
grote moment van de genade van de wegrukking van de gemeente!