‘De verandering die wij (misschien bij leven) mogen meemaken,
is wel heel bijzonder. Ik kijk ernaar uit!’
En het is ook nodig dat wij veranderd worden, wij hebben een ver-
heerlijkt lichaam nodig om met Hem mee te kunnen gaan naar de
hemelen om daar ingezet te worden voor de machten en krachten.
In ons aardse lichaam kunnen wij dat niet meemaken.
‘Vind je het niet een beetje spannend, dat zoiets misschien wel vol-
gend jaar bijvoorbeeld zou kunnen gebeuren?’
Dat wel, maar aan de andere kant heb je eigenlijk vreugde in je hart als
je daaraan denkt. Het moet zoiets bijzonders zijn. Nog nooit eerder is
zoiets gebeurd en het zal daarna ook nooit meer gebeuren. Mensen
zullen wel levendgemaakt worden, maar dán, als de Heer bazuint en wij
allemaal in een heel kort moment veranderd en weggerukt worden van
de aarde, is dat eenmalig en zal nooit herhaald worden!
‘Dan moeten wij wel een bijzonder voorrecht hebben. Wat een genade!’
En Paulus zegt in Filippenzen 3, dat Hij dat doet met dezelfde kracht, waar-
mee Hij ook alles aan zich kan onderschikken. Dat moet overweldigend
groots zijn. Waar hebben we dat aan verdiend? Nergens toch.
Hoe is het mogelijk dat Vader ons dat in genade schenkt!