‘Wat is nu precies het punt in de woorden van de Heer in Mattheüs 24?’

Waar we het gisteren over hadden? Het gaat om: ….’het niet merkten’. Voor
de rest noemt Hij ‘het gewone leven’ : eten, drinken, trouwen en ten huwe-
lijk geven. Dat gaat almaar door. Het punt zit m bij: ‘en het niet merkten’,
waarbij ‘merkten’ eigenlijk ‘wisten’ is. Zij leefden allemaal onbekommerd
hun leventje, terwijl zij niet wisten dat er iets aan zat te komen waarvoor
Noach heel druk met hout in de weer was.

‘Zij leefden er onverschillig langsheen, dus. Het interesseerde hen niet.’

Dat is het. Laodicea. Ondanks Noach, de prediker van gerechtigheid, die
onverstoorbaar in geloof aan zijn ark bouwde. Hij zal meewarig bekeken
zijn, ze zullen hem uitgelachen hebben, gezegd hebben dat hij een fana-
tiekeling was. Nochtans ging het na 120 jaar wel regenen. God had gezegd,
dat de tijd voor de mensen 120 jaar was. In Genesis 6:3 staat, dat Jahweh
dat zei, maar niet tegen wie.

‘Nee, dat klopt, er staat alleen dat Hij dat zei.’

Ongetwijfeld zullen alleen gelovigen deze woorden gehoord hebben. Moge-
lijk heeft Noach ze gehoord en gaf hij ze door aan wie ze wilden horen. In
zijn dagen waren dat er niet zoveel meer. In elk geval wijst Hebreeën 11 op
het geloof van Noach:

Door het geloof heeft Noach, toen hij een aanwijzing van God ontvangen
had van de dingen die nog niet te zien waren, uit ontzag de ark gebouwd,
tot redding van zijn gezin. Daardoor heeft hij de wereld veroordeeld en is
hij een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkoms-
tig het geloof is.

‘Er staat, dat hij dat ‘uit ontzag’ deed. Niet: ‘uit ontzag voor God’?’

Ja, in de herziene Statenvertaling staat dat cursief (schuin gedrukt). Het
is : ‘uit ontzag’ en dat maakt het wat sterker op het woord gericht. Hij han-
delde uit ontzag voor het woord van God. De uitspraak was, dat het nog
120 jaar zou duren voordat de grote vloed zou komen. Noach had ontzag
voor dat woord van God. Voor hem stond het vast, dat de tijd beperkt was.
Na die 120 jaar van geduld van God (zie 1 Petrus 3:20) begon het zo hard te
regenen, dat er geen houden meer aan was. Slechts 8 zielen werden gered!