Brief van een voorganger aan zijn gemeente – deel 3.
‘De uitkomst van dit alles voor zo velen van jullie is, dat jullie bijna
niets leerden over het overvloedige leven, dat Jezus beloofde. Jullie
leven voortdurend in twijfel of God ooit behagen in jullie kan hebben.
Het overvloeiende leven is simpelweg niet te vergelijken met het steeds
maar zorgen maken of wij God wellicht teleurstellen.
Ik leerde jullie, dat Hij klaar stond om ieder die zijn of haar weg in Zijn
genade niet kon vinden, te verbannen naar eeuwige pijniging.
Proberen om aan de hoge eis te voldoen – dáárom deden wij de meeste
dingen. Schuld en schaamte vormden in werkelijkheid de lijm die ons
bij elkaar hield.
Onze tijd werd gevuld met het streven om gunsten van God te verdienen.
En dat door middel van meer bidden, meer in de bijbel lezen, meer in de
gemeente doen en meer ‘getuigen’. Ik onderwees jullie nooit hoe te leven
in de kennis dat God ons zonder reserve liefheeft door Jezus.
Ons gemeentelijke klimaat was een chronische broedplaats voor huichel-
achtig gedrag, hypocrisie. Wij speelden het spel van (elkaar) vergelijken en
ontweken hen die anders zondigden dan wij. Wij waren hard voor elkaar
wanneer iemand faalde (een fout maakte). Wij dachten dat het onze plicht
was elkaar op de rails te houden en onmogelijk hoge maatstaven van ‘heilig-
heid’ op te werpen.’