‘Het blijft geweldig, dat wij zo’n hoge plaats in Hem hebben ontvangen!’
Zeker! Niets of niemand kan dat ooit ons ontnemen, want het genade
van God, dat wij dat ontvangen. Heel geweldig. Wij zijn, net als Abram,
gerechtvaardigd door geloof, niet door de werken. Abram rustte in God,
de grote God, die Al-Oliun (God, de allerhoogste) wordt genoemd. Hij
wordt ook genoemd: de Bezitter van de hemelen en de aarde. Als zoda-
nig onthulde Hij zich in het leven van Abram, voordat Abram besneden
was. Dat zegt Paulus ook in Romeinen 4, dat Abram God geloofde, en dat
werd hem tot gerechtigheid gerekend.
‘Machtig. Geen werken vereist. Hij wandelde door geloof’.
Dat doen wij ook. Wij wandelen door geloof, niet door wat wij waarne-
men. God heeft ons op het oog, Hij houdt ons vast en laat ons nooit val-
len. Wij zijn geborgen in Zijn machtige Vaderhand. Niets kan ons immers
scheiden van Zijn liefde in Christus Jezus. Heerlijke zekerheid!
We kunnen dat nooit genoeg waarderen, Abram bouwde steeds altaren
voor de grote God van de heerlijkheid, die hem riep in Ur van de Chal-
deeën.
‘Ja wat een grote God he, die kunnen wij vertrouwen.’
Ja voor onze dagelijkse wandel, want dat is nodig. We kunnen niet zon-
der Hem leven. Daarom is het goed, te kijken, steeds weer, naar wie God
is. Omhoog kijken, niet naar jezelf, maar naar Hem. Zijn genade is genoeg.
Voor vandaag, voor morgen ook, trouwens. Hij stelt nooit teleur. Hij zal
alles tot volkomenheid brengen. Ook in ons persoonlijk leven. Wij kun-
nen waardig wandelen naar de roeping waarmee Hij ons roept. Hij zal het
doen, Hij is betrouwbaar!