‘Nou het is steeds een lastig iets, die opstandingsdag.’
Het wordt duidelijk, wanneer je de Schrift volgt en let op wie wanneer iets
zegt. Dat zijn de vaste basisprincipes van het lezen van de Schrift:
– Wie zegt het?
– Tegen wie wordt iets gezegd?
– Wanneer wordt het gezegd?
– Wat is het tekstverband?
– Waar gaat het over?
Zo geldt dat dat zeker, wanneer het om uitdrukkingen gaat, die de tijd be-
treffen. De Hebreeuwse manier van uitdrukken is anders dan de Romeinen.
En weer anders dan de Grieken. De Griekse manier van uitdrukken is het
meest exact, het meest precies. Dan staat er: de derde dag, en dat staat
in een naamval waarmee je kunt vertalen: in de derde dag.
‘Dat moet het dus zijn. Het gebeurde op of in de derde dag.’
Ja, en dat het Hebreeuws dan zegt: drie dagen en drie nachten, is daarmee
niet in strijd. De Hebreeër rekent een deel als een hele. En de Romeinen
kenden een Latijnse manier van uitdrukken: na drie dagen, maar zij bedoe-
len dan hetzelfde, dat het in drie dagen gebeurd is.
We hebben gisteren gezien, dat de Heer op de 14e nisan vlak voor zonson-
dergang in het graf gelegd werd. Op de 15e nisan, de eerste grote sabbat
van het feest van de ongezuurde (broden) lag Hij ook in het graf, dat is de
tweede dag dat Hij in het graf lag.
‘En de derde is dus de dag dat Hij opstond.’
Dat is de 16e nisan. De dag waarop de eerstelinggarf heen en weer bewo-
gen wordt voor het aangezicht van Ieue. Nu was het zo, dat die dag een ge-
wone weeksabbat (zaterdag) was. Dat blijkt uit de diverse teksten over de
dag waarop Hij werd opgewekt uit de doden. Daar zullen we morgen naar
kijken. We staan er in deze tijd bij stil, omdat het Pasen binnenkort is, maar
we gedenken eigenlijk Zijn opstanding het hele jaar door!