Op 16 mei 2013 werd het slot van Daniël besproken;
daar staat nog veel. Wat is de betekenis van de twee
mannen die op de oevers van de rivier Hiddekel
staan? Wat wil de man in linnen zeggen? Verder
wordt gesproken over 1290 dagen, 1335 dagen en
tijd, tijden en een halve tijd; waar gaat dat over?
Luister naar deel A en deel B van deze avond.
Woord vandaag
‘Vandaag kijken wij toch weer verder naar 1 Corinthiërs 15 hoop ik?’
Ja, het corrigeert ons denken als we daar dieper in spitten. Het ver-
sterkt ons geloof, omdat we meer zeker worden van wat de Heer
gaat doen met ons en uiteindelijk heel de mensheid. Paulus verwijst
in vers 45 naar Genesis 2:7. Daar staat meestal ten onrechte het
woord ‘wezen’ vertaald voor het Hebreeuwse nefesj, dat ‘ziel’ be-
tekent. Even los van allerlei gedachten die men heeft bij ‘ziel’. In
Genesis 2:7 wordt duidelijk, dat een mens een ziel is. Door de samen-
voeging van lichaam en levensadem van God werd de mens tot een
levende ziel. De Schrift spreekt bij gelegenheid ook van dode zielen.
‘Helder. De mens is geen levend wezen, maar een levende ziel.’
Dat spreekt 1 Corinthiërs 15:45 Genesis 2:7 na. De essentie van de
oude mens Adam is bloed, het bloed is de ziel. Het hebreeuwse woord
dam betekent bloed. Vandaar: Adam. En het geweldige is, dat hier in
deze brief wordt gezegd:
‘De laatste (niet: de tweede) Adam tot een levendmakende geest.’
Dat is een enorme uitspraak. We kunnen hieruit niet concluderen, dat
de Heer Jezus Christus in Zijn opstanding een geest is geworden. Hier
wordt het begrip ‘geest’ gebruikt om aan te geven, dat Hij zo’n over-
maat aan geest heeft, dat Hij in staat is levend te maken.
‘Hij is natuurlijk het Hoofd van de nieuwe mensheid.’
Zeker, al wordt dat in Efeziërs 2 duidelijk. Aan het begin van de oude
mensheid zien we Adam als levende ziel (bloed), een het begin van de
nieuwe mensheid zien we Christus Jezus als levendmakende geest.
Dit heeft een geweldige betekenis: niet alleen is Hij in staat de mens
weer te doen opstaan uit de doden, dat was al bij Lazarus, het doch-
tertje van Jaïrus en de jongeling van Naïn gebleken. Hier staat meer:
Hij is in staat levend te maken. Hij is zelf levendgemaakt (vers 22,23),
en vanaf dat moment gaat Hij iedereen levendmaken!
Woord vandaag
‘Wel fijn om even vers voor vers door dit stukje in 1 Corinthiërs 15 te gaan.’
Het is een onthulling, die voorbereidt op en past bij de latere onthullingen in
Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen. In het vers dat nu aan de orde is, vers 44,
komt weer een tegenstelling naar voren: ‘een ziels lichaam wordt gezaaid, een
geestelijk lichaam wordt opgewekt; als er een ziels lichaam is, is er ook een
geestelijk lichaam.’
Het kenmerk van ons lichaam betreft het bloed. Het woord ‘bloed’ wordt hier
niet gebruikt, maar de Schrift geeft aan, dat de ziel te maken heeft met het
bloed (Leviticus 17:10-12). Dat zouden wij beseffen als we hier 1 Corinthiërs 15
lezen. De Heer geeft dit aan, als Hij bij Zijn discipelen komt in de opstanding.
‘Hij spreekt wel van vlees en gebeente, maar niet van bloed.’
Dat staat in Lucas 24:39, ja. Een geest heeft geen vlees en beenderen, maar de
Heer in Zijn opstanding wel. Dat weerspreekt de gedachte die bij nogal wat
theologen heerst, dat Hij niet echt lichamelijk (dus met vlees en beenderen) is
opgestaan. De theologen zitten daarmee faliekant mis; het zijn de moderne
sadduceeën. Thomas kon de Heer aanraken en vaststellen, dat Hij het werkelijk
was, de wonden in Zijn handen en Zijn zij. Daarmee verdween het ongeloof bij
Thomas en erkende hij: ‘Mijn Heer en Mijn God!’
‘In het veranderde opstandingslichaam zit dus geen bloed meer?’
Precies, en dat bindt de ziel ook aan de aarde. Nu dat ontbreekt, want vlees
en bloed kunnen het koninkrijk van God niet als lotdeel genieten, kan het li-
chaam geschikt zijn aan de nieuwe, hemelse omgeving. Wat wordt opgewekt,
is dus een geestelijk lichaam. Dat zouden wij heel diep beseffen; het begrip
‘geest’ (en ‘geestelijk’) kenmerkt deze tijd waarin wij nu leven. Efeziërs 1:3
spreekt van louter geestelijke zegen te midden van de hemelingen. Zo wordt
in een redelijk ‘vroege’ brief al duidelijk waar het om gaat! Onze toekomst
is niet op aarde, maar boven!
Woord vandaag
‘In 1 Corinthiërs 15:43 staat, dat ons lichaam nu oneer kent, maar in de opstan-
ding heerlijkheid.’
Niet alleen nu, het wordt in de allergrootste oneer gezaaid nadat we zijn over-
leden. Dat zal niet iedereen overkomen, een groep zal in leven zijn als de bazuin
klinkt voor ons. Dat zal wat zijn hoor. Het lichaam wordt te Zijner tijd opgewekt
in heerlijkheid. Let op het contrast: oneer tegenover heerlijkheid!
Wat een onvoorstelbare verandering zal Hij geven als dat gebeurt! In Romei-
nen 8 zegt Hij het nog wat sterker: ‘weegt niet op tegen’. Het lijden, de oneer;
het wordt dan omgezet in allesoverstijgende heerlijkheid!
‘Hij zegt ook tegen ons in 1 Corinthiërs 7: ‘broeders, de tijd is kort’.’
Nou en of. Het zal er zomaar zijn. Verder gebruikt Hij de tegenstelling in vers 43
van 1 Corinthiërs 15, van zwakheid en kracht. Letterlijk: onfermheid tegenover
kracht, vermogen. En wat een enorme kracht heeft de Vader getoond in het op-
wekken van Zijn geliefde Zoon, zoals Efeziërs 1:18,19 dat zegt! Diezelfde kracht
werkt nu in ons en zal dan op die grote dag in volheid gaan werken in al die leden
van het lichaam van Christus, tot Zijn eer en heerlijkheid. We zijn er zeker van,
dat Hij, Christus Jezus, ook uitkijkt naar dat grote gebeuren!
‘Groots, wat een ontmoeting krijgen wij met Hem in de lucht.’
Wat is dat geweldig, enorm. We kunnen daar niet te groot van denken. Hij heeft
ons alles beloofd en zal dat 100% zeker gaan vervullen, ál Gods beloften zijn ‘ja’
en ‘amen’ in Hem. Rotsvaste zekerheid bieden deze woorden van genade, zulke
bijzondere gebeurtenissen zijn nooit aan Israël beloofd. Zij hebben ook aparte
beloften, maar die zijn puur aards. De beloften die wij ontvangen zijn op en top
hemels. Ons domein behoort de hemelen toe, waaruit wij ook onze Redder ver-
wachten, Christus Jezus, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het ge-
lijkvormig wordt aan Zijn eigen heerlijkheidslichaam!
Woord vandaag
‘We lezen de grote toekomst voor ons in 1 Corinthiërs 15?’
Zeker. In vers 42 zegt Hij: ‘zo zal ook de opstanding van de doden zijn. Het
wordt gezaaid in verderfelijkheid en opgewekt in onverderfelijkheid’.
Dat is wat ons aardse lichaam betreft, dat nu nog onderhevig is aan het ver-
derf. We zijn enorm gebonden aan de aarde, waarin nog steeds het verderf
heerst. Dat is steeds zo geweest, en God sprak tegen Adam: ‘stof ben je en
tot stof keer je terug’. De dood is volgens de Schrift een terugkeer naar de
elementen. We zijn daardoor echter niet ontmoedigd. Dat waren ook al die
gelovigen niet, die stierven zonder de vervulling van de beloften te hebben
gezien. Abraham verwachtte de stad met fundamenten.
‘Abraham geloofde ook in de opstanding, toen hij Isaäk op het hout bond.’
Wij hebben extra zekerheid, want Christus is de Eersteling die opgewekt
werd uit de doden zonder daarna weer te sterven. We zijn enorm bemoe-
digd omdat we het evangelie kennen, waarin de opstanding van Christus
het essentiële feit is. Daarna werd Hij verhoogd en zit nu aan de rechter-
hand van de Vader. Wij gaan straks ook lijfelijk die plaats ontvangen, daar
aan de rechterhand van Vader. Wat een ongelooflijk uitzicht!
We kijken uit naar wat in vers 42 staat, dat wij in de opstanding onverder-
felijkheid ontvangen.
‘Wat is dat geweldig he, dat het verderf in ons stopgezet wordt en er leven
door Zijn geest in volheid voor in de plaats komt!’
Ja, wat een heerlijkheid gaat God ons door Christus Jezus geven. Hij spreekt
Zijn woord en zal ons redden op het juiste moment en onverderfelijkheid geven.
Fantastisch vooruitzicht, als we vandaag en morgen zuchten terwijl we in dit
lichaam van onze vernedering zijn. Het is een groots gebeuren als juist die le-
vendmakende stem van de Zoon gehoord zal worden en ons nieuwe, ongeken-
de kracht gaat verlenen, en daar spreekt 43 van! Ook dat hoort erbij!