Woord vandaag

‘Dat hout in de tabernakel en tempel spreekt van het
mens-zijn van de Heer Jezus, en het goud?’

Het goud spreekt van het blijvende, onvergankelijke, on-
verderfelijke. Je kunt zeggen: het opstandingsleven van de
Heer. Hij is gesteld als hogepriester naar de ordening van
Melchizedek, en dat volgens een onvernietigbaar leven, zo
schrijft Hebreeën dat. Hij zal in de komende eon als hoge-
priester naar deze ordening functioneren.

‘Dat is dus niet voor altijd?’

In deze functie blijft Hij niet eindeloos. Hebreeën gebruikt
woorden die wijzen op een eindigheid ervan. De functie van
een hogepriester is er een van bemiddeling; mensen doen na-
deren tot God. Dat zal zo zijn in de duizend jaren en daarna,
als Israël eerst functioneert als koninklijk priestervolk onder
leiding van de Heer Jezus Christus en daarna als koningen in
de tijd van de nieuwe aarde, de laatste eon.

‘Maar priesterschap is toch niet langer nodig op de nieuwe
aarde?

Nee, want dan woont God zelf te midden van de mensen. Het
koningschap is nog wel nodig. Er is dan kennelijk nog weer-
stand, niet allen onderschikken hun leven dan aan de Messias
Jezus, de Zoon van God. Zolang die onderschikking nog niet
volkomen is, is koningschap noodzakelijk.
Maar er zal een moment aanbreken, als de onderschikking op
aarde van de volkeren een feit is, dat de tweede dood (de poel
van vuur) zal worden opgeheven, en de hemelingen ook tot vol-
ledige onderschikking zijn gebracht, dat ook de Zoon zelf zich
zal onderschikken aan Vader, opdat God zij alles in allen!

Woord vandaag

‘Het einde van het judaïstische systeem wordt ingeluid door
de terugkeer van Jezus Christus?’

Exact ja, de Joden weten het zelf ook. De rabbijnen weten heel goed,
dat als de Messias komt, dat het einde betekent van het judaïsme,
trouwens van alle religie. In het prachtige boek Daniël wordt dat
beschreven. Niet alleen de koninkrijken van de aarde, maar ook alle
religies zullen verdwijnen als de Messias Jezus komt en alle vijanden
zal uitschakelen, uiteindelijk ook Babel.

‘Vanuit Babel komt alle religie?’

Het begrip ‘religie’ heeft volgens de Bijbel te maken met sidderen
van angst voor demonen. Religie en religieuze systemen kenmerken
zich doordat zij van de mens eisen. Mensen moeten dingen doen, ri-
tuelen volbrengen, zich houden aan conventies, voorschriften, regels
en anders komt men ‘er’ niet. Dat ‘er’ kan van alles zijn: God, nirvana,
walhalla, de 7e hemel, opgaan in het niets, het paradijs, et cetera.

‘Maar het geloof van Jezus Christus is dan toch de uitzondering?’

Ja, het evangelie is Gods kracht (dus niet die van de mens) tot redding
voor eenieder die gelooft (en geloof is eerst Zijn geloof). Het is in genade

omdat ook het geloof volgens Romeinen 4:16 overeenstemt met genade.
En dat kenmerkt een echte geloofsgemeenschap.Een plaatselijke ekkle-
sia (gemeente), die leeft uit geloof is dan per definitie géén religieuze
groep. Heel eenvoudig gezegd: een groep die werkt met wetten en regels
is religieus en een groep waarin alleen genade geldt, is een
geloofsge-
meenschap
.

‘Als ik het goed begrijp gaat het erom: wat wordt van de mens verwacht
en wat wordt van God verwacht?’

Als er iets van de mens als aanvullende ‘prestatie’ verwacht wordt, zit je
in de religieuze sfeer, misschien erg humaan (mensgericht), maar toch.
Als alles van God verwacht wordt, is het wandelen door geloof, zoals een
Abraham leefde, volledig het verwachtend van en vertrouwend op de be-
loften van God. En dít is het voorbeeld voor de niet-religieuze gelovige,
die leeft -net als Abraham- op de beloften van God!

Woord vandaag

‘Bijzonder, dat onze Heer dat deed wat moest gebeuren,
Hij heeft het volbracht.’

Als de hogepriester naar de ordening van Mechizedek heeft
Hij een volkomen werk gedaan en was Hij zelf het offer wat
al de stieren en bokken en andere offerdieren niet tot stand
konden brengen. De zonde van de wereld wegdragen. Hij werd
tot zonde gemaakt. Daarmee was de zonde ook weggedaan.

‘Hebreeën zegt dus voor de Hebreeuwse gelovige, dat Hij de
toegang tot Vader heeft geopend.’

Hij heeft een verse (nieuwe) en levende weg geopend. Hij is die
eerst zelf gegaan, niet in de aardse tabernakel, dat was de schaduw,
een antitype van de ware tabernakel. De ware is de in de hemelen
zelf. De derde hemel is gelijk aan het heilige der heiligen van de
tabernakel. De tweede is gelijk een het heilige en de eerste is gelijk
aan de voorhof rondom de tabernakel.

‘Schitterend hoe God deze dingen heeft doorgegeven aan Mozes,
wat Mozes zag moest hij laten maken.’

Het hout en het goud in de tabernakel werd veel gebruikt. Het hout
spreekt van het aardse leven van de Heer Jezus Christus, vooral dat
Hij mens werd. Hout is wel duurzaam, maar ook vergankelijk. Dat
is hoe Hij kwam, in het sterfelijke vlees, aan dat van mensen gelijk.
Hij zondigde echter niet. Hij leefde compleet door geloof in het woord
van God. De eerste ware gelovige, die compleet in alles op Zijn God en
Vader vertrouwde en zo als de ware Messias onder Zijn volk kwam.

‘Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.’

Zij aanvaardden Hem niet als hun Messias, terwijl ze naar de tijd
gerekend hadden kunnen weten dat Hij er moest zijn. En mogelijk
waren onder de farizeeën en schriftgeleerden wel enkelen die wisten
dat Hij het was, maar als zodanig verwierpen zij Hem toch, bang als
ze waren hun eigen, misschien wel zorgvuldig in een reeks van jaren
opgebouwde positie te verliezen. Zelfs niet voor de ware Messias wil-
len wijken!

‘Terwijl Hij kwam om hen te verlossen!’

Ja, maar men wilde Hem niet. Hij zal terugkeren op een tijd dat zij
het ook niet willen, want dat betekent het onmiddellijke einde van
het judaïsme en hun systeem. En het begin van het Messiaanse rijk
onder leiding  van dé Messias:Jezus Christus!

Woord vandaag

‘De tabernakel en de tempel zijn antitypen van de ware
hemelse dingen?’

Schaduw is het woord dat gebruikt wordt. De tabernakel
was een antitype en de Thora bevatte een schaduw van de
toekomende ‘goederen’, zegt Hebreeën 10:1. Dat is niet het
wezen, of het originele geestelijke waar het om gaat. De
tabernakel beeldde de weg tot Jahweh uit; maar de ware weg
is die de hemelen in; de weg die de Zoon van God, Christus
Jezus, gegaan is (Hebreeën 9:24)!

‘Hij zei tegen Maria: ‘Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet
opgevaren naar Mijn Vader’.

Toen Hij opvoer op die dag, ging Hij de ware ’tabernakel’ in;
de hemel zelf om daar voor Zijn God en Vader te komen om
de tekenen van Zijn werk te laten zien. Dat moet iets bijzonders
geweest zijn; de hemelingen zullen a.h.w. hun adem ingehouden
hebben, omdat voor hen erg duidelijk was Wie kwam en wat Hij
gedaan had: Hij is de Opgestane!

‘Het was een triomftocht door de hemelen: Hij had het werk vol-
bracht!’

En het was een bezegeling van het feit, dat de mensheid gerecht-
vaardigd was (Romeinen 4:25; 5:18). Dat werk was volkomen, er
hoefde niets meer aan toegevoegd. Voor de Hebreeuwse mens die
gelooft wordt in Hebreeën daarop gewezen. Eénmaal heeft Hij de
gang gemaakt, die de hogepriester naar de ordening van  Aäron
elk jaar moest maken. Die kwam elk jaar op grote verzoendag (jom
kippoer), terwijl Hij, de hogepriester naar de ordening van Melchi-
zedek, één keer kwam; het werk was klaar!

‘Fantastisch gewoon!’

Ja, wat is dat geweldig he, Hij heeft in één keer het grote werk van
reiniging van de zonde(n) tot stand gebracht. Daar was heel de mens-
heid bij inbegrepen. God ziet in Hem, de laatste Adam, heel de mens-
heid. Nu is er een Nieuwe, de Verheerlijkte aan Gods rechterhand,
en die zal het werk volkomen maken: de onderschikking!

Woord vandaag

‘Wat een bijzondere onderwijzing van dat linnen en het
zuurdeeg.’

Zo zijn er nog veel meer beelden en typen uit de natuur, die
door God gegeven worden als illustratie van geestelijke waar-
heid. Zo kun je denken aan wat heel even genoemd werd, hout
en goud. Dat moest verwerkt als voornaamste bouwelementen
in de tabernakel en de tempel. Mozes kreeg het als instructie
mee, de heilige (plaatse)n waren een afbeeldingen of antitypen
van de hemelse (Hebreeën 9:23-25).

‘Daar zit een enorme diepte in aan geestelijke dingen die ons
bijzonder aanspreekt.’

Je ziet aan Hebreeën hoeveel typologie er in het hele Mozaïsche
systeem zit. Daarom moesten Aholiab en Bezaleël door Gods
geest aangestuurd en geïnspireerd worden om de voorwerpen en
de tabernakel te maken volgens de instructie die Mozes ontvang-
en had in wat hij gezien had op de berg.

‘Dat zij door de geest van God (Alueim) geïnspireerd moesten wor-
den, zegt al genoeg, denk ik.’

We zien daarin, hoeveel zorg er besteed moest worden aan de typen
van de hemelse, geestelijke waarheden, opdat de mens exact onder-
wezen zou worden over dat wat hem in verbinding, in nauwe omgang
met God, de Vader, brengt. Aholiab betekent: ’tent van mijn Vader’
en Bezaleël: ‘in de schaduw van God’. Dat is mooi, want in beider na-
men zit een verwijzing naar waar ze mee bezig waren: de tent en de
schaduw, want de tabernakel hoorde bij de schaduw (Hebreeën 8:5;
10:1; Kolossenzen 2:17)!