‘Het kwaad in de wereld blijft voor velen een onoplosbaar raadsel.’
Helaas voor veel christenen ook. Als erop doorgevraagd wordt, komt men
er niet uit. Of er wordt gezegd dat de satan de schepper van het kwaad is,
maar dat staat nergens in de Schrift. Men zegt meestal, dat de satan
ooit een goede engel of zoiets was en later in zonde viel. De zonde van de
hoogmoed. Als ‘bewijs’ worden daarvoor Jesaja 14 en Ezechiël 28 in stelling
gebracht.
‘Dat wordt aan bijbelscholen en theologische scholen onderwezen ja.’
En als men goed leest, loopt men op de context vast. Want in Jesaja 14 gaat
het over de koning van Babel en in Ezechiël 28 over de vorst van Tyrus. In
Mattheüs 4 spreekt de Heer niet tegen, dat alle koninkrijken van de aarde
onder het beslag van de tegenstander staan. Niet alleen Babel en Tyrus.
Verder staat in Jesaja 14, dat de koning van Babel een man is en dus geen
geestelijke macht. De vorst van Tyrus kan eventueel een geestelijke macht
zijn, maar regeert slechts over Tyrus.
‘Men loopt dus vast en dan is er geen bewijs voor een val van de satan?’
Precies. Dan moet je dus concluderen, dat de duivel als tegenstander ge-
schapen is en daarom altijd dat werk van tegenstaan doet en in feite niet
anders kan. Daarmee heeft God niet gezondigd toen Hij dit wezen schiep,
want deze doet exact wat van hem verwacht wordt. Hij kan niet meer
doen dan hem toegestaan wordt, zo lezen wij in Job. Job erkende dat het
kwaad van Ieue (Jahweh) kwam:
Maar hij zei tegen haar: Je spreekt zoals één van de dwaze vrouwen spreekt.
Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet
ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.
Job erkende dat het kwaad van God komt. Hij zegt dat tegen zijn vrouw,
die verbitterd reageert op de enorme rampspoed die hen overkwam. Zij
wilde dat Job God zou vervloeken of verwensen en dan sterven. Job laat
in zijn reactie duidelijk geloof zien.