‘De woorden van Romeinen 5:20,21 hebben nog meer wat door de
Thora voorvechters wordt betwist?’
Het deel dat spreekt van genade die regeert in plaats van de Thora
van Mozes. Eerst zegt hij -zoals we gisteren zagen- dat de Thora erbij
in kwam en dus tijdelijk was. Vervolgens zegt hij dat de Thora de kren-
king deed toenemen. Dat was ook het geestelijk gevolg wat God ermee
beoogde. Nu de genade overvloedig is, kan de zonde nog zo groot worden,
maar de genade zal altijd groter blijken te zijn.
‘Daar zullen de Thora voorvechters niet blij mee zijn; zij zullen het zon-
der twijfel een gevaarlijke leer vinden.’
Toen Paulus in Jeruzalem kwam, was het eerste wat hem gezegd werd, dat
er tienduizenden gelovig geworden waren en dat zij allemaal ijveraars
voor de wet (Thora voorvechters) waren. Heel anders werd Paulus fijntjes
in de sandalen geschoven, dat hij afval van Mozes zou leren. Omdat hij met
de boodschap van genade van God kwam. En genade valt niet te verdienen.
‘Ja zij zullen deze teksten maar moeilijk kunnen uitleggen.’
Ze hebben er iets op gevonden: in teksten waarin Paulus het woord ‘wet’
(Grieks: nomos) gebruikt, zou het niet om de Thora van Mozes gaan, maar
om het judaïstische systeem van wetjes en regeltjes dat als een hek, een
omheining om de Thora heen fungeert. Dus als hij schrijft dat wij niet onder
de wet, maar onder de genade zijn, gaat het niet om de Mozaïsche Thora,
maar om het judaïstische systeem. Resultaat: men kan blijven volhouden,
dat alle gelovigen onder de Thora van Mozes moeten gaan leven.
‘Wel een spitsvondige ontsnappingsroute om aan de heldere woorden van
de apostel te ontkomen.’
De Tenach leert zelf, dat de Thora aan Israël werd gegeven en op Israël werd
gelegd als een huwelijksverbond. Dit is wat de Schrift ‘het oude verbond’
noemt. Het nieuwe verbond is met het huis van Israël en het huis van Juda.
In het nieuwe verbond geldt het ‘Ik zal’ van Jahweh. Dat is de vervanging van
het oude verbond.
‘Het oude is voorbij en het is zeer onlogisch dat mensen die niet bij Israël
horen onder de Mozaïsche Thora moeten leven.’
Ze moeten zich gaan gedragen als het volk Israël terwijl zij dat niet zijn.
Net zoals Paulus tegen Petrus zei (Galaten 2) dat het volstrekt onlogisch
was dat hij eerst wel met de gojim aan tafel ging en toen de Thora voor-
vechters van Jakobus kwamen, trok hij zich ineens uit vrees terug.
Paulus zei daarom:
Als u die een Jood bent, naar heidens gebruik leeft en niet naar Joods
gebruik, waarom dwingt u dan de heidenen op de Joodse manier te leven?