Paulus gebruikt bijzondere woorden, die je bij de besnijdenisapostelen
absoluut niet terugvindt. Kijk maar in zijn algemene rondzendbrief, die
we gewoonlijk ‘aan de Efeziërs’ benoemen. Maar dat ‘Efeziërs’ staat er in
in feite niet.
‘Oke, algemene rondzendbrief, maar aan wie schrijft hij dan en waaruit
blijkt het andere dan de besnijdenis?’
Hij richt zich tot ‘de heiligen, die ook gelovigen zijn in Christus Jezus‘
(Efeziërs 1:1). Dat verbindt de gelovigen van vandaag met de verheerlijkte
Heer aan Gods rechterhand. En in Efeziërs 1:3 lezen we, dat wij gezegend
zijn met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus.
Dat verplaatst ons van de aarde in de hemel, onder de machten en krachten
die daar zijn.
‘We lezen dat ’te midden van de hemelingen’ vijf keer in Efeziërs, toch?’
Ja, het komt voor in 1:3, 20; 2:6; 3:10; 6:12. Daaruit blijkt dat wij daar onze
plaats al hebben. Dan is het volkomen passend, dat in 1 Thessalonicenzen
4:13-18 al gesproken wordt van de wegrukking. Omdat het Paulus’ eerste
brief (hoogstwaarschijnlijk) was, werd direct aan het begin van deze tijd
van genade al bekendgemaakt dat de gelovigen uiteindelijk iets heel bij-
zonders zouden meemaken. De richting is daar al: van de aarde weg, naar
boven!
‘Als je die hele brief leest, ademt alles die bijzonder verwachting die daarin
bekendgemaakt wordt.’
Een van de eerste dingen die Paulus schrijft in deze brief is in 1:10 :
opgewekt: Jezus, die ons verlost uit het komen van de toorn.
Morgen denken we verder na over deze belangrijke woorden!