Woord vandaag

‘Die vijandschap in Zijn vlees, wat was dat eigenlijk?’

Dat was de besnijdenis die Hij op de achtste dag had ondergaan.
De besnijdenis van Jezus maakte Hem definitief lid van het Joodse
volk. Dat bracht de verplichting mee voor Hem, dat Hij de gehele
Thora moest naleven. Volgens het Judaïsme van Zijn dagen zat
daar nog veel meer aan vast. Een heleboel extra verbodjes, gebod-
jes etcetera.


‘Maar wat veroorzaakte dan de vijandschap waar Paulus over schrijft?

De besnijdenis was voor de Joden een embleem van voorrecht gewor-
den. Zij beroemden zich daarop en voelden zich onder andere daar-
door ver verheven boven de gojim. Zij hadden immers de Thora en
waren door Jahweh gesteld tot licht voor de gojim, die in duisternis
waren, zonder het licht van de Thora.

‘Bovendien waren zij het uitverkoren volk!’

Precies. Zij voelden zich beter dan de heidenen. En dat leidde tot
uitsluiting van de heidenen van de voorhof van de Joden, onder
andere. De vijandschap zat dus in de vleselijke
afstamming. In dit
gedeelte zit een enorme overgang, namelijk die van vlees naar
geest, zie Efeziërs 2 vers 11 en vers 22!

Boeiend gesprek

Op zaterdagochtend 29 januari 2011 vond een uiterst boeiende
ontmoeting plaats voor Andries radio van de EO. Ruim 40 minuten
lang spraken Wim Hoogendijk en dr. Jan Hoek met elkaar naar
aanleiding van het boek ‘Het ene doel van God’ van Jan Bonda.
Klik hier en u kunt dit gesprek aanklikken op de site van de EO.

Woord vandaag

‘De toegang tot God lijkt mij het meest wezenlijke voor de mens.’

En dat is het voor God zelf ook. Hij onderwijst in Zijn woord in talloze
typen en beelden hoe de mens vrije toegang tot Hem zelf heeft. Dat kon
pas écht zo zijn, toen Zijn eigen zoon stierf op Golgotha en het gezegd
had: ‘het is volbracht‘. Toen was het werk gedaan en blies Hij de laatste
adem uit en gaf zijn geest terug aan God.

‘Er gebeurde heel wat; een aardbeving, duisternis was er geweest.’

Het meest veelbetekenend was de voorhang die van boven naar beneden
scheurde; dat is: de weg naar het heilige der heiligen is niet langer afge-
sloten. Niet langer hoefde de hogepriester één keer per jaar binnen te gaan
met het bloed van een van de twee bokken, maar lag de weg vrij!

‘De weg werd door de zoon vrijgemaakt!’

Precies. Maar de apostel maakt duidelijk, dat die weg niet letterlijk is, maar
geestelijk. Geestelijk gezien is de weg vrij! Een mens hoeft niet naar Jeruzalem
om daar God te ontmoeten bij de klaagmuur of iets dergelijks. Wij hebben door
Zijn geloof de vrije toegang in het binnenste hemelse heiligdom, waar de Vader
is. Die toegang tot de tempel (van Herodes) was problematisch geworden. Joden
mochten dichter naderen dan de heidenen, de gojim.

‘Er was daar sprake van een muur waar de gojim niet voorbij mochten?’

Het was wat Paulus als voorbeeld gebruikt in Efeziërs 2:14. Hij noemt die muur
de middenmuur (Grieks: mesotoichos) van de (stenen) omheining. Die is door
de dood van Christus ontbonden, losgemaakt, neergehaald. Paulus gebruikt die
speciale uitdrukking als beeld (want toen hij dat schreef stond die middenmuur
er nog!) voor het wegdoen van de vijandschap in Zijn vlees!

‘De vijandschap in Zijn vlees. Wat is dat? Hoe was dat zichtbaar dan?’

Daarover morgen meer!

Woord vandaag

‘He dat was goed gisteren, een hart onder de riem voor mensen die
kinderen hebben die niet in het geloof verder zijn gegaan.’

We zijn voorzichtig daarmee, want je kunt nooit in het hart kijken, de
Heer ziet het hart aan. Wij niet. Wij kunnen alleen tegen de buitenkant
van iemand aankijken. Daarom kun je bidden voor die kinderen van
wie je weet dat ze ‘een andere weg’ gaan. En voor de ouders van die kin-
deren. Die liggen er weleens wakker van, misschien, en worstelen met
allerlei vragen.

‘Of zij fouten hebben gemaakt in de opvoeding en zo?’

Dat doen alle opvoeders. Zij maken fouten. Maar het is wel belangrijk de
lijntjes naar die kinderen open te houden. Er is wat dat betreft helaas al
zoveel schade aangericht. Kinderen die ouders niet meer willen zien,
soms tientallen jaren lang, of zelfs nooit meer. Dat is vreselijk voor die
ouders én voor die kinderen. God weet, hoeveel verdriet daarin is.

‘Het zijn moeilijke dingen, ouders-kinderen en vice versa.’

Er gaat vaak veel mis in de communicatie, in het gesprek, dat wil met
name in de puberteit weleens stil vallen. Daar gaat de tegenwerker mee
aan de haal en schept verwijdering.
Dat is op een ander vlak ook zo: God en wij. Dat gesprek met Hem is zeer
belangrijk. Het is ook een voorrecht: je kunt bij Hem zomaar binnen
lopen en alles wat op je hart is, bespreken.

‘Dat is toch wel heel mooi he.’

Het is bijzonder hoe dat tot stand is gekomen. Met name voor de gojim,
de heidenen, de natiën, was de afstand tot God, tot Jahweh, heel groot.
Zij konden alleen via het volk Israël naderen, en moesten daarvoor naar
Jeruzalem. Men kon volgens de Thora tot in de tempel komen. Maar in
elk geval niet in het heilige der heiligen. Daar kon alleen de hogepriester
één keer per jaar op grote verzoendag binnenkomen. Daar was de aan-
wezigheid van Jahweh!

Opmerkelijk

Mensen wijzen op de akelige dingen die de mens op aarde overkomen,
en zij vragen: ‘Waar is de liefde van God?’. God wijst op het kruis als de
manifestatie van niet terughoudende liefde. Een liefde die zo oneindig is,
dat elke uitdaging en alle twijfel voor altijd tot zwijgen wordt gebracht.

En dat kruis is niet slechts het publieke bewijs van wat God tot stand heeft
gebracht; het is een garantie van al wat Hij beloofd heeft.
Het kronende geheimenis van God is Christus, want in Hem zijn al de
schatten van wijsheid en kennis verborgen.”

Uit: ‘The silence of God’ , blz.150 – Sir Robert Anderson, 1907