Woord vandaag

‘Om nog even terug te komen op gisteren, Paulus spreekt toch ook over
goede werken? In de Efezebrief toch?’

Ja dat zeer zeker! In Efeziërs 2:10 spreekt hij van de goede werken die God
tevoren bereid heeft, opdat wij daarin wandelen. God heeft die werken al
klaargelegd en wij wandelen daarin.

‘Maar is het bij Paulus geen voorwaarde?’

Nee, uiteraard niet. Genade stelt geen voorwaarde. De goede werken in
Efeziërs 2:10 vormen de uitwerking van de genade van God in het leven
van de gelovige. Daarbij tekent Paulus in Filippenzen 2:12,13 aan, dat God
het is, die zowel het willen als het werken in de gelovige bewerkt.

‘Dat is wel mooi, want inspanningen verrichten uit eigen kracht leidt tot
kramp en op een gegeven moment is het op. Uitgeblust ben je dan.’

Gelovigen kunnen het volledig van God verwachten, die Zijn beloften
allemaal waarmaakt. Het gaat om Zijn kracht in ons leven. Het evangelie
zelf is Gods kracht die de gelovige energie geeft om wérkelijk goede wer-
ken te doen. Hoe dieper je Zijn genade beseft, hoe meer je je zult kunnen
inspannen. Kijk maar naar de apostel zelf en zijn woorden in 1 Corinthiërs
15:9-11!

….’..niet ik, maar de genade van God die met mij is‘….

Woord vandaag

‘Wat zou nu het verschil zijn tussen Romeinen 4 en Jakobus 2 als het over
Abraham gaat?’

Daar is al heel veel over gediscussieerd door gelovigen.

Jakobus 2 zegt, dat Abraham uit werken gerechtvaardigd werd, niet alleen door
geloof. Dat gebeurde doordat hij Isaak op het altaar legde. In Jakobus 2:18 is
Jakobus in gesprek met een volksgenoot die zegt: ’toon mij je geloof uit je werken’.

Bij Jakobus moet gerechtigheid blijken uit de werken.
Anders, zo schrijft Jakobus, is het een dood geloof.

Paulus schrijft over Abraham voordat hij besneden werd.
Het geloof dat Abraham had toen hij onbesneden was, werd hem gerekend tot
gerechtigheid. Paulus stelt juist uitdrukkelijk, dat het zonder werken is:

‘Hem echter, die niet werkt, maar Hem gelooft, die de goddeloze rechtvaardigt,
wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid’   (Romeinen 4:5).

Bij Jakobus gaat het om het geloof tonen in de praktijk, naar de mensen toe.
Als er sprake is van werken uit geloof, wordt het voor de anderen duidelijk, dat
er geloof in het hart zit.

Bij Paulus lezen we over de relatie van de mens tot God.  God weet, wie van Hem
zijn. Wij leven in de tijd van genade. Genade en geloof horen bij elkaar
(Romeinen 4:16). Beiden sluiten werken voor redding absoluut uit.

‘Dus, als je gelooft en je hebt geen werken, ben je toch gered?’

Jazeker, omdat het niet aan de mens, maar aan God ligt! Wij zijn al gered door
het unieke werk van Christus. Wanneer wij daarvan horen en dat geloven, zijn
we ons bewust geworden van die redding.
Dat je leven na die bewustwording verandert, is logisch.
Daarover heeft Paulus het in Romeinen 12-15.

De mens kan uitdagend de vraag stellen: ’toon me je geloof uit je werken’, als een bewijs.Voor God is dat bewijs helemaal niet nodig; Hij is de kenner van alle harten.

‘Mooi, zo is het me al wat meer duidelijk geworden. Het is genade!’

Woord vandaag

‘Heb je nog meer uit die brief wat je opgevallen is?’

Er staat nog meer in, dat verder onderstreept wat wij gisteren zagen:

‘Wij hielden ons bezig met gesprekken over of christenen wel mogen
dansen, naar de film mogen gaan, alcohol mogen nuttigen, in slaap
mogen vallen op zondag en daardoor de dienst missen, bepaalde kleding
wel of niet mogen dragen of wel of niet naar bepaalde muziek mogen
luisteren. Wij ruzieden over bijbelvertalingen, inhoud van liederen,
het volume van de begeleidingsgroep op zondag en de kleuren van het
tapijt.’

Dit zijn bijzaken. Het draait om het leven in Christus; als dat echt werkt,
maken gelovigen zich niet druk om deze dingen. Bovendien is het
leven met God een relatie die je als mens met Hem hebt.

En Christus als hoofd is heel goed in staat zelf voor Zijn eigen lichaam te
zorgen en dat te heiligen en te reinigen.
En gelovigen lijden soms aan een beklemmende bemoeizucht.

Verder schrijft hij:

‘Je aanpassen aan de normen van de groep was een erg belangrijke
waarde onder ons.  Dit gold ook voor volgzaamheid aan de gedragslijnen
voor leden en aan de autoriteit van de voorganger.
In naam van het handhaven van de orde stelde ik hen die niet volgzaam
waren, onder tucht.’

Dat vond ik ook opmerkelijk ja, dat hij dit in zo’n brief schrijft. Er is vaak
sprake van dwang binnen een groep. Bij gelovigen kan dat juist nóg beklem-
mender zijn, omdat allerlei bijbelteksten geciteerd worden om een en
ander nog meer nadruk te geven.’

Ja, en dan is de genade van God niet meer aanwezig. Wat de méns dan wil,
is belangrijker geworden dan wat Gód zegt!

Woord vandaag

‘En wat is jou nou erg opgevallen in die open brief van die voorganger?’

Het is een schoolvoorbeeld hoe er in kerken/gemeentes wereldwijd gewerkt
wordt; het is een wettisch omgaan met de gelovigen. Op deze manier probeert
men vaak de groep te doen groeien (in aantal), de groep beter te laten leven
(heiliging) en de boel bij elkaar te houden.

‘Dat is niet zoals Paulus sprak en handelde?’

Beslist niet! Een paar gedeeltes zijn erg illustratief:

‘Onze tijd werd gevuld met het streven om gunsten van God te verdienen.
En dat door middel van meer bidden, meer in de bijbel lezen, meer in de
gemeente doen en meer ‘getuigen’………

Op zich noemt hij positieve dingen.
Alleen, in het klimaat waarin dit gebeurde, ontbrak Gods genade.
Dit blijkt ook uit het vervolg van zijn brief:

‘Ons gemeentelijke klimaat was een chronische broedplaats voor huichel-
achtig gedrag, hypocrisie. Wij speelden het spel van (elkaar) vergelijken en
ontweken hen die anders zondigden dan wij. Wij waren hard voor elkaar
wanneer iemand faalde (een fout maakte). Wij dachten dat het onze plicht
was elkaar op de rails te houden en onmogelijk hoge maatstaven van ‘heilig-
heid’ op te werpen………’

Dit is precies wat Paulus in de Galatenbrief schrijft:

‘Indien jullie elkaar bijten en opeten, kijk uit, dat je niet door elkaar
verslonden wordt’……
(Galaten 5:15)

‘Het lijkt erop, dat de brief aan de Galaten nog heel actueel is. We kunnen
als gelovigen er onze winst mee doen door de brief te blijven bestuderen
en lezen!’