‘Fijn dat we deze dagen weer bezig zijn met Gods genade.’
Net zoals die man die langs de kant van de weg lag, de weg van Jeruzalem
naar Jericho. Daar kwamen de Leviet en de priester langs en liepen aan
de andere kant van de weg voorbij. Zij waren niet in staat om de half dode
te redden. Zij niet. Je zou denken dat daarmee de gelijkenis voorbij was.
‘Ga door.’
Er kwam een Samaritaan voorbij, die met innerlijke ontferming bewogen was.
Die kwam bij hem en behandelde zijn wonden met olie en wijn, prachtig beeld
van het veelzijdige werk van de heilige geest. Genezend -door het woord- en
nieuw leven schenkend. De Samaritaan goot olie en wijn in de wonden. En Hij
tilde de zwaar gewonde man op en zette hem op zijn eigen rijdier. Wat een won-
derlijk beeld van de Heer zelf.
‘Het is een werkelijk prachtige gelijkenis, die ons veel zegt.’
De Heer maakt duidelijk wie de Naaste was van de man die in rovershanden ge-
vallen was. Het was de Barmhartige Samaritaan. Wat een genade en een barm-
hartigheid betoonde Hij aan de zwaar gehavende man die zichzelf absoluut
niet kón redden. Net zoals de Heer zelf genade schonk aan de moordenaar aan
het kruis!
‘Het is werkelijk geweldig, wat een genade, aan de hulpelozen!’
De Schriften staan vol met deze voorbeelden. Overstromende genade werd aan
Saulus betoond, op weg naar Damascus. Hij blies dreiging en moord. Meende
God welgevallig te werken, maar hij had genade nodig. Zijn eigen inspanningen,
hoe fanatiek ook, vertoonden een wrange vrucht. Hij leerde wat genade werke-
lijk betekent. De rest van zijn leven dankt hij God voor die rijkdom.