Geciteerd – opmerkelijk: Roeper

“Het blijft vaak bij theorie. Misschien zien – voor het Evangelie blinde-
ongelovigen dát juist wél. Terwijl christenen de mond vol hebben over
vergeving die hen ten deel viel, blijken zij er in de praktijk evenveel
moeite als ongelovigen mee te hebben die jegens anderen te tonen.
‘Zoals wij vergeven onze schuldenaren’ lijkt een nietszeggende mantra.
Soms vertellen geschokte oudsten in mijn gemeente als zij weer een
leidersconferentie bezochten, dat daar sommige andere deelnemers
geïrriteerd reageerden op het horen van mijn naam. Door verschillen
van inzicht met mij, veelal tientallen jaren geleden. Terwijl ik hen ge-
regeld heb ontmoet en zij deden alsof er geen vuiltje aan de lucht was.
Ik weet zeker niet de enige te zijn die dat lot treft. Hoor óók dikwijls
niet van vergevingsgezindheid getuigende uitlatingen over broeders
en zusters. Gelovigen die zélf soms – niets vermoedend – respect en
liefde voor hun inquisiteurs tonen.
Ik houd het maar op humor….”

Roeper, Uitdaging, oktober 2012.

Woord vandaag

‘Waarom zijn er zoveel christenen, die maar niet loskomen van
het idee dat zij genade moeten verdienen?’

Zij weten wel, dat zij in en door Gods genade geredden zijn, en als het erg
meezit, weten zij ook van het geloof van Jezus Christus. Dat is de enige
geloofsbasis van onze redding. Dat wij ook geloven, is niet onze verdienste.
Integendeel. Het feit, dat iemand van harte ‘amen’ zegt op het horen van
het evangelie van zijn/haar redding, is het gevolg van het werk van de
geest van God in iemands hart. Ook Zijn genade!

‘Ja, zij weten, dat zij het niet hebben kunnen verdienen, maar dat het Zijn
werk aan het kruis is.’

En de opstanding die erop volgde! Dat wéét men wel, maar daarna lopen de
visies/opvattingen/meningen sterk uit elkaar. De een vindt, dat er een lei-
draad om te leven in de bergrede (Mattheüs 5-7) zit, de ander kijkt meer of
ook naar de 10 geboden (Exodus 20), weer een ander leest de brieven van
Petrus, Johannes en Jakobus als ultieme richtlijn. Iedereen die dat doet is
op een of andere manier bezig, zelf een christelijk leven op te bouwen.

‘Maar het is toch niet verkeerd om goed te willen leven voor God?’

Natuurlijk niet! Als we gelovigen zijn, willen we leven voor God en tot eer
van Hem, die ons geroepen heeft en tot eer van Zijn Zoon, die alles deed wat
nodig was om ons te redden.
Degenen, die genoemde gedeeltes uit de Schrift als basis nemen voor hun
levenswandel, zullen vroeg of laat tot de ontdekking komen, dat zij toch
iets missen. Of zij ontdekken dat zijn in een enorme krampachtigheid leven,
zo van: “Ik probeer elke dag te leven volgens de 10 geboden, maar ik overtreed
er elke dag wel een of meer, al was het alleen al in gedachten. Help!”

‘Tsja, dat ken ik van vroeger. En je hoort ook vaak, dat ze elke dag vergeving
vragen aan God voor wat er die dag verkeerd liep, wat ze fout deden.’

Daardoor lopen zovelen rond met voortdurend schuldbesef, dat ze wel beter
willen en het eigenlijk ook beter zou moeten kunnen; het lukt maar niet. Dat
is een leven -op een of andere manier- op een wettisch-achtige manier. Men
wil graag toekomen aan de norm om tot eer van God te leven, en het mislukt.
Men verwacht het uiteindelijk toch van zichzelf. En dat zit verscholen in het
willen leven naar al die genoemde Schriftgedeeltes. Je mist de belangrijkste:
de brieven van Paulus. Want dáárin heb je de sleutel om tot eer van Hem te
kunnen leven: leven door de geest van God.


Woord vandaag

‘Fijn, dat wij mogen weten met heel ons hart, dat ons zelfs al
voór de tijden genade geschonken is.’

De prachttekst uit 2 Timotheüs 1:9-11. Daar laat Hij ons zien,
dat ons al in Christus Jezus genade is geschonken voorafgaand
aan de eonen. Die tijdperken waarin God Zijn plan uitvoert, om
uiteindelijk alles in alles te zijn. Het is een machtig uitzicht, dat
als licht straalt over de eonen, waarin het kwaad een rol speelt.

‘Als je het eenmaal overziet, kan niemand je dat zicht meer afne-
men. Je bent achter de waarheid gekomen.’

Mensen die geloven, kunnen soms hun hele leven worstelen met
het feit, dat alles uit God is (Romeinen 11:36). Daarmee heb je het
antwoord in handen op grotere en kleinere levensvragen. We kun-
nen niet anders dan die grote waarheid omarmen en tot in ons hart
en tot in onze nieren laten doordringen.

‘Ja, sommigen worstelen alleen al met de vraag of de schepping uit
God is.’

De tegenwerker, de oude slang, de draak van eindtijd, wil dat zicht
verduisteren, want daardoor komt ook een sluier te liggen over het
einde van alle dingen. Als het begin uit die ene God is, dan zal het
einde ook tot in die ene God, de God en Vader van onze Heer Jezus
Christus, moeten zijn. Dat is denken vanuit je Oorsprong. En die
oorsprong ligt in God, de God van Abraham Izaäk en Jakob, de God
van Israël.

‘Wonderlijk, dat wij die ene God zo mogen kennen en Zijn Zoon Jezus
Christus onze Heer.’

Dat is het eonische leven, zegt Johannes in het 17e hoofdstuk. Diezelf-
de Johannes moet van Paulus’ boodschap geweten hebben, toen hij
schreef, dat alles door het Woord tot stand gebracht is. En in dat Woord
was het leven en het leven was het licht van de mensen. Met dat Woord
van God (de oorsprong) komt ook hét leven; en voor de gelovige van-
daag 
is dat in Christus Jezus, onze Heer. De gelovige van het lichaam
van 
Christus í­s in Christus Jezus, die ook onze vrede is (Efeziërs 2:14)!

Romeinen studie 2012

Paulus had een oogst bij zich van
de gelovigen in Macedonië en Achaje voor de gelovigen,
de armen onder de heiligen in Jeruzalem. Die stad zou
hij eerst bezoeken en daarna via Rome naar Spanje.
Zou hij in Rome komen? En in Spanje? Dit en nog meer
werd besproken n.a.v. Romeinen 15:23-28, opnieuw een
boeiend gedeelte uit deze machtige brief!
Klik: deel A en deel B en de presentatie.

Woord vandaag

‘We hebben het bijzondere voorrecht, dat we bij het lichaam van
Christus mogen horen.’

Er was niets in ons wat God moest bewegen om ons uit te kiezen.
Het was helemaal van Zijn kant al vastgelegd, zelfs al voor de
nederwerping van de wereld, zo zegt Efeziërs 1:4 dat. De liefde
was van Gods kant, en Hij heeft in de tijd ons geroepen door het
goede nieuws, dat de apostel van de natiën brengt. Hij wekte het
geloof in ons hart, net als bij Lydia, de purperverkoopster.

‘Dit maakt mij zó blij in mijn hart. Ik kan wel blijven juichen!’

Geen enkele veroordeling treft ons of kan ons treffen, omdat wij
gerechtvaardigd zijn door het geloof van Jezus Christus en met
God verzoend door de dood van Zijn Zoon. We zien in het rijke
evangelie, dat wij door God tevoren gekend en bestemd waren, en
door Hem geroepen en gerechtvaardigd zijn; Hij zal ons verheer-
lijken.

‘Tsja, wat een rijkdom he. Heerlijk om daar weer bij stil te staan.
We moeten elke dag verder: wát een verwachting!’

We zijn rijk gezegend door Hem. Overladen met Zijn genade, we
kunnen niet anders dan Hem danken voor zoveel fijns, we ver-
blijden ons elke dag weer. En het geeft diepe vrede en rust in ons
hart. Dat kan niemand kopen, hoe hoog de prijs ook is. Het is Zijn
vrede in ons. Dat beëindigde alle vijandschap. Vrede met God en
van daaruit met de ander die Hij op onze weg brengt.

‘Deze rijkdommen lees je alleen bij Paulus, dat maakt het ook
bijzonder.’

Nou en of! Laten we blijvend diep dankbaar zijn dit zo te mogen
weten in ons hart. Het blijft een innerlijk zeker weten, dat door
Zijn geest in ons is. Verzegeld en al kijken we uit naar de grote
dag van onze vrijkoping, het zoonschap dat dan lijfelijk aan ons
zichtbaar zal worden: heerlijkheid, licht in de ontmoeting met
Hem, die ons onuitsprekelijk liefheeft!