Woord vandaag

‘Groot is toch die genade, die God ons schenkt in de Geliefde. Weet je,
ik ben er al dagen lang stil van. En mijn hart zingt.’

We beseffen het te weinig, wat we allemaal aan Hem te danken hebben.
Ons hart kan er van overvloeien, zoveel is het. Heerlijk. Een plaats met
Hem te midden van de hemelingen. Wat is dat geweldig he.

‘En wat bedoelt Paulus nu in vers 10, van Efeziërs 1?’

Daar staat ook weer zoiets geweldigs. De toekomst van het universum,
het heelal, ligt al vast. Dat schip heeft vaste koers: op naar het hoofd,
Christus! Heel die schepping, alle schepselen, mensen en hemelingen,
zullen onder dat ene Hoofd gebracht worden. Dat is het grote werk, dat
God door Christus Jezus uitvoert, met twee instrumenten: Israël en de
gemeente, die Zijn lichaam is.

Hoofd-zijn houdt automatisch in: redder zijn. Hij is de grote redder, van
al wat onder Hem gebracht wordt. En dat is alles omvattend. Teveel om te
bedenken, je kunt er met je hart amen op zeggen. Wat een grote Heer hebben
wij leren kennen: Christus, de kracht en de wijsheid van God. Hoofd van alles!

‘Oh, dat betekent dat woord ‘culmineren’ dus in de concordante vertaling.
Het komt tot een hoogtepunt, als heel de schepping Hem als hoofd erkent.’

Wat een grote toekomst ligt er klaar voor al die mensen, de meesten hebben daar
nog geen idee van en God schenkt het ons om daar iets van te weten. Rijkdom!

Woord vandaag

‘Heel groots, Zijn genade die Hij zomaar aan ons geeft, zonder dat wij er ooit
iets voor hebben kunnen doen. Zelfs hoeven we geen vergeving te vragen
voor de dingen die we nog dagelijks fout doen.’

Ja, Paulus gaat maar door in dat Efeziërs 1, en werkelijk blijde boodschap, die
je nooit genoeg kan horen, het gaat je hart in bezit nemen als je ernaar blijft
luisteren en dan gaat je hart zingen van Zijn rijkdom!

‘Nou en of! Dat geheimenis van Zijn wil, dat zal zeker weer iets bijzonders be-
kenen? Of niet soms?’

Het is niet alleen Zijn wil; die was aan Israël bekendgemaakt. Christus Jezus
zal over de hele aarde, alle volkeren, regeren en daarbij is Israël Zijn instrument.
Het gaat hier om het geheimenis van Zijn wil. Dat heeft te maken met de
hemelse bediening van de gemeente, die Zijn lichaam is. In de hemelen zal Hij
ook regeren, samen met Zijn lichaam. Dit hemelse aspect heeft alles te maken
met het geheimenis van Zijn wil.

‘Wat is het ongelooflijk, dat Hij dat aan ons bekendmaakt. Waar hebben wij dat
nu aan te danken? Zulke besteriken waren we toch niet?’

Opnieuw: het is de rijkdom van Zijn genade, dat Hij dit nu al aan ons bekend-
maakt, én dat wij kennelijk bij die bijzondere groep mogen horen.

‘Je raakt er maar niet over uitgedacht he, deze dingen. Onvoorstelbaar.’

Paulus maakt bekend, dat God het al, in de hemelen én op de aarde onder dat
ene hoofd, Christus gaat brengen. Dat was nog nooit zo bekendgemaakt aan
de mensen voordat hij Efeziërs schreef. De Vader heeft hem dat gegeven.
Dat jij en vele anderen daar bij horen en het nu al zo horen, is
onbeschrijflijk veel genade.

‘Maar veel gelovigen weten deze dingen toch niet zo. Zij denken wel dat zij ooit
naar de hemel gaan. Maar dit alles uit Efeziërs 1 beseffen zij niet.’

Dat maakt de genade des te groter, dat wij daar wel iets van mogen begrijpen!

Woord vandaag

‘In Efeziërs 1 gaat ook om vergeving he, is dat voor de gemeente dan net zo
als bij Israël? Er is bij Israël toch ook vergeving van zonden?’

Bij Israël is er vergeving van zonden. Maar dat kon herroepen worden. Het
is voorrecht van een koning om te vergeven,maar ook om daarop terug te
komen. Dat blijkt uit de gelijkenis over de man die 10000 talenten schuldig
was aan de koning. Hij ontving vergeving, maar kon op zijn beurt een ander
die aan hem veel minder schuldig was niet vergeven. Om die reden nam de
koning de vergeving terug en werd de man alsnog gevangen gezet
(Mattheüs 18:23-35).

‘Maar wat wil je daarmee zeggen?’

Dit is wat met het volk Israël gebeurde. Zij waren veel schuldig aan de koning,
die een beeld van God is. Zij konden het oude verbond niet houden, zij hielden
de Torah niet. Het ergste was de kruisiging van de zoon van God. Op basis
van het gebed van de Heer aan het kruis (‘Vader, vergeef het hun, want zij weten
niet wat zij doen’) vergaf God wat zij schuldig waren. Maar zij konden op hun
beurt de gojim (heidenen) niet vergeven. Daarom nam God de vergeving terug
en het volk werd alsnog op een zijspoor gezet en ging in ballingschap na de ver-
woesting van Jeruzalem in 70 AD.

‘Heeft Paulus het hier in Efeziërs 1 over iets anders dan?’

Hij spreekt van de vergeving van de krenkingen. Dat is een ander gebied dan
alleen zonden. Het gaat nu niet langer om een koning die zonden vergeeft, maar
om een gezin waarin een vader gekrenkt wordt door wat zijn zoon doet.
Die vader vergeeft dat waardoor de zoon zijn hart en gevoelens krenkte.
Er staat verder, wij die vergeving hebben en dat het in overeenstemming met
de rijkdom van Zijn genade
is.

‘Nou, dat is wel weer bijzonder veel genade. Maar hoe zit dat, moeten wij niet
elke dag ’s avonds vergeving vragen aan God voor wat wij die dag verkeerd
deden?’

Het fijne is, dat er staat: ‘wij hebben de vergeving van de krenkingen’;
daarom hoeven wij er niet eens om te vragen! Dat is een verschil met
Johannes, die schrijft aan zijn volk, dat indien wij onze zonden belijden,
Hij is getrouw en rechtvaardig
om ons de zonden te vergeven
(1 Johannes 1:9).
Hieruit blijkt, hoeveel genade de leden van het lichaam van Christus
hebben ontvangen en dagelijks genieten!

Woord vandaag

‘Wat heeft Paulus toch in een paar verzen van Efeziërs 1 veel mogen zeggen he.’

Het blijft een prachtig gedeelte, een van de hoogtepunten van Gods woord, als je
het mij vraagt. Als je heel exact kijkt bij de geschiedenis van Israël bij de
uittocht, dan ontdek je, dat het bloed op de deurposten feitelijk voor de
eerstgeborenen was. Want de verderfengel ging aan de die huizen voorbij.
Maar waar dat bloed niet was, stierf de eerstgeborene, zelfs in het huis van
de Farao.

‘Daar bedenk je bij, dat het bij de gemeente, het lichaam van Christus, om
eerstgeborenen gaat?’

Wij hebben deel aan dé Eerstgeborene: Christus Jezus, die de eerstgeborene
van heel de schepping én uit de doden is (Kolossenzen 1:15,18). In die zin zijn
ook wij eerstgeborenen, zelfs van heel de schepping.
De plaats van zoon heeft verbinding met die schepping, want in Romeinen 8
staat, dat de schepping wacht op de onthulling van de zonen van God.
Onze Heer is Heer van heel de schepping. Wij, als leden van Zijn lichaam,
zullen betrokken zijn bij de verlossing en bevrijding van de schepping!

‘Als je daarover gaat nadenken, kun je het eigenlijk niet bevatten.
Het is zo groot.’

Het zijn onvoorstelbaar veel hemelingen waar wij mee te maken krijgen.
In Openbaring 5:11 staat, dat er rondom de troon meer dan 100 miljoen
engelen (boodschappers) zijn. Dat houdt automatisch in, dat er minstens
zoveel hogere hemelingen zijn. Miljarden wellicht.

Zelfs de hoogste hemelingen zullen buigen voor de leden van het lichaam
van Christus. Soevereiniteiten, gevolmachtigden, krachten en heerschap-
pijen; een hele rangorde ook daar (net als op aarde).

‘Het is bijna niet voorstelbaar, dat wij daar zo’n hoge plaats zullen bekleden.
Wat een genade!’