‘We zijn bezig met een mooi praktisch begrip, ootmoedigheid, dat spreekt
mij wel aan.’
Het is de belangrijkste eigenschap van de Heer, als we in Filippenzen kijken.
Hij (ont)ledigde zichzelf en Hij verootmoedigde zichzelf. Het eerste was toen
Hij de enorme heerlijkheid aflegde, die Hij bij de Vader had, voordat de wereld
was (Johannes 17:5). Deze heerlijkheid was zó groot, dat Jesaja uitriep dat hij
een man van onreine lippen was (Jesaja 6). Het moet iets heel bijzonders voor
Christus geweest zijn, toen Hij heel bewust zichzelf ontledigde en mens werd.
‘Vader had dat zo bepaald, in Zijn grote plan van eonen?’
Jawel, en het brengt je onder de indruk van zoveel ootmoedigheid. Eerste fase
was de ontlediging van de vorm van God; Hij was aan God gelijk en dat achtte
Hij geen roof. Niettemin maakte Hij zichzelf daarvan leeg. Hij werd mens, gebo-
ren uit de maagd Maria en als vader was daar –naar de wet gerekend- Jozef.
Maar Zijn Vader was God, de Vader. In plaats van de vorm van God werd Hij
nu de vorm van een slaaf. Hij is in de gelijkenis van de mens geworden en in
de gedaante van een mens bevonden. In zo, als mens, verootmoedigde Hij zich-
zelf tot en met de dood van het kruis.
‘Ja, dat ging heel erg diep. Het kruis!’
Het maakt een einde aan alle menselijke trots. De Zoon, Christus Jezus, had
geen trots, Hij diende in ootmoedigheid. Dat nam niet weg, dat als Hij op aarde
botste met ongeloof (de Joodse leiders), Hij erg fel reageerde met ‘er staat ge-
schreven’. Hij toonde vlijmscherp aan, dat de Joden meer naar hun eigen tradi-
ties leefden en luisterden dan naar het woord van God. Zij hadden de wet wel,
en zij beroemden zich erop. Maar Hij prikte door hun zelfgenoegzaamheid heen
en wees ze op hun inconsequente houding. Zij hielden de mensen wel voor wat
zij allemaal moesten, maar deden zelf de wet niet.
De Heer sprak in ootmoed striemende woorden over de blinde leiders van het
volk. Hij zag hun ongeloof en kwam als een leeuw op voor de Schriften, het
woord van Zijn Vader!