Woord vandaag

‘We zitten even op een zijlijn, maar toch heel wezenlijk vind ik,
om helder te krijgen wat die twee gemeentes zijn.’

Er bestaat veel verwarring over Handelingen. Daarom is het goed,
de lijnen te trekken, die de Schrift zelf aangeeft. Dit zagen we on-
langs op de tweede studie-avond over het koninkrijk in de Griekse
Schrift. Petrus bij Cornelius past dus helemaal in de lijn van de pre-
diking van het aardse koninkrijk van de hemelen. Vergeving van
zonden. Daarom zei hij later in Handelingen 15, dat God hem van
de aanvangsdagen af had uitgekozen, dat de heidenen door zijn
mond het woord van het evangelie zouden horen en geloven.
(Handelingen 15:7).

‘Paulus is dus de andere lijn.’

Hij was al voordat Petrus in Caesarea kwam, zelf door Barnabas
en anderen na zijn aanwezigheid in Jeruzalem verder geholpen,
via Caesarea naar Tarsus gegaan (Handelingen 9:30).
Daarna werd hij door de heilige geest afgezonderd in Antiochië
in Syrië, samen met Barnabas. Daarna wordt zijn naam veranderd
van Saulus in Paulus (Handelingen 13:9). Dat is een zeer belangrijk
gegeven. Ook bij Abram en Sara was dat erg van belang. Het is een
aanwijzing van de heilige geest, dat hij nu ging prediken aan pure
heidenen. Er komt een pauze in Gods handelen met en door Israël!

‘Opmerkelijk ja, hebben we wel eens vaker besproken.’

Blijkt goed om dit te herhalen. Want er is zóveel verwarring over
Handelingen. Goed, als Barnabas en Paulus vertrekken en hun
rondreis gedaan hebben, keren zij terug in het Antiochië in Syrië
en doen verslag van hun bevindingen. Zij vertellen, dat God de
heidenen een deur van geloof geopend heeft
(Handelingen 14:27).

Dit is iets anders dan bij Petrus. We hebben gezien, dat Petrus de
sleutels heeft van het aardse koninkrijk van de hemelen. Die ge-
bruikt hij bij Cornelius. Maar Paulus en Barnabas doen een nieuw
werk onder de heidenen zonder Petrus: God opende een deur van
geloof voor de natiën! 

Woord vandaag

‘Dat van Cornelius, nooit zo begrepen dat hij een proseliet was.’

Wat daar gebeurde was helemaal logisch naar aanleiding van de
zendingsopdracht die de apostelen hadden gekregen in Hande-
lingen 1:8. Zij gaan naar het uiterste van het land. Petrus is sleu-
teldrager sinds Mattheüs 16:18,19, van het koninkrijk van de
hemelen
, waarover uitvoeriger gesproken op onlangs gehouden

Bijbelstudies. Cornelius krijgt dus met anderen uit de heidenen
toegang tot dat aardse koninkrijk.

‘De belofte van de geest was voor alle vlees, staat in Joël.’

Via Israël naar de heidenvolkeren inderdaad. Petrus in Caesarea
is een prachtig type van wat het hele volk zal doen, straks in het
koninkrijk van de hemelen, namelijk alle volkeren tot discipelen
maken. Hij predikte, helemaal in de lijn van het koninkrijksevan-
gelie, vergeving van zonden. Dat is niet rechtvaardiging door het
geloof van Jezus Christus, wat Paulus later verkondigde.  Petrus
opent hier de deur naar het koninkrijk op aarde.

‘Ja, vergeving van zonden kan toch op teruggekomen worden?’

Zeker, kijk maar naar de gelijkenis van de man die 10000 talenten
aan een zekere koning verschuldigd was (Mattheüs 18:24). Zijn
schuld werd hem kwijtgescholden en op zijn beurt deed hij dat
niet tegenover iemand die hem veel minder schuldig was. Daar-
na kwam dat ter ore van de koning en hij moest gepijnigd worden
totdat hij betaald zou hebben al wat hij hem schuldig was.
En dat het hier om vergeving gaat, blijkt uit de vraagstelling en
wat de Heer achteraf als les zegt (Mattheüs 18:21,22,35).

‘Waar gaat deze gelijkenis dan eigenlijk over?’

Over Israël, dat in Handelingen als volk niet kon accepteren, dat
ook de heidenen erbij zouden horen, dat ook die vergeving zou-
den ontvangen. De koning is natuurlijk de Heer zelf en de slaaf
die veel kwijtgescholden (vergeven) was, is Israël. Zij gaan in bal-
lingschap
na Handelingen 28, waar Paulus de profetie van Jesaja

6 op het volk toepast. Zij hadden het koninkrijksevangelie, dat
door de heilige geest gepredikt was, afgewezen. Dat bedoelt de
Heer met : gepijnigd tot alles betaald is.

Woord vandaag

‘We zijn rijk gezegend met overstromende genade. Wat een heer-
lijke toekomst wacht ons!’

Dat is geweldig, we hebben nu nog vaak lijden en verdrukkingen
te ondergaan. Maar wij zullen heerlijkheid ontvangen, veel groter
dan wij vermoeden. Deze ‘groep’, die de Heer gaat ontmoeten in
de lucht, is het lichaam van Christus. Het betreft de gelovigen in
Christus Jezus (Efeziërs 1:1). Die zijn als zonen (Efeziërs 1:5) geroe-
pen tot deze bijzondere groep. De rest van de gelovigen, die tij-
dens Handelingen en na de bazuin van God geroepen worden,
horen bij de koninkrijksgemeente.

‘Dat is een andere groep, dat hebben we gezien. Zij staan in de
lijn van Petrus en de besnijdenis.’

Zij volgen het besnijdenisevangelie. Petrus opende de deur naar
het koninkrijk, omdat hij de sleutels ervan kreeg. Die sleutels
gebruikt hij in Handelingen 2, 8 en 10. In Handelingen 2: 3000
geloven en ontvangen vergeving van zonden worden gedoopt.
Later in Handelingen 8 moet Petrus met Johannes komen om de
handen op te leggen zodat de gelovige Samaritanen ook de heilige
geest ontvangen (Handelingen 8:14-18).
En in Handelingen 10, als hij na een visioen met het laken met de
dieren naar de Romeinse hoofdman Cornelius gaat.

‘Dat was wel bijzonder, hij gaat naar een heiden.’

Petrus ging hier naar Caesarea, het uiterste van het land (Hande-
lingen 1:8). Hij ontmoette de proseliet Cornelius, die God vereer-
de. Cornelius was een proseliet van de poort, dat wil zeggen: hij
was genaderd tot de God van Israël, diende geen afgoden. Hij gaf
aan de armen en bad tot Ieue (Jahweh). Geen ‘pure’ heiden meer.
Petrus predikt het evangelie van het koninkrijk en de vergeving
van zonden (10:43). De heilige geest valt op de aanwezigen en
zo is de deur naar het koninkrijk open voor de heidenen! 

Woord vandaag

‘Wat een verwachting hebben wij. Het zal de bazuin van God zijn,
en wij zullen dan –eindelijk- dat heerlijkheidslichaam ontvangen!’

Op de dagen dat het moeilijk is, putten wij hier moed uit. Hij zal
ons het eerst van al Zijn andere schepselen verheerlijken. Hij is
zelf de grote Eerstgeborene, en wij zijn dat met Hem. Wat een
ongelooflijk voorrecht, waarvoor wij diep dankbaar mogen zijn.
En in zekere zin is de Heer al in heerlijkheid gekomen, namelijk
toen Hij Saulus ontmoette op de weg naar Damascus.

‘Hoe moet je dat zien? Als een soort voorvervulling?’

Misschien wel. De profeten hadden Zijn komst in heerlijkheid
voorzegd. Saulus werd eerst genade geschonken, God liet het
eerst in hem Zijn genade overvloeien. Zo werd Saulus eerder
dan het volk waaruit hij voortkwam geconfronteerd met
de
verheerlijkte Christus. Daarin was hij een type van de uitge-

roepen gemeente, die Hem als Verheerlijkte zullen ontmoeten
bij de bazuin van God. In beide gevallen is dat ruim vóór Zijn
verschijning in heerlijkheid aan Israël.

‘Mooie extra bevestiging. Klopt ook fijn met Efeziërs 1:12.’

In beide situaties zien wij de genade van God overstromen.
Saulus had echt alles verspeeld. Hij kon vanuit de Thora geen
enkele aanspraak meer maken op de gunst van God. Hij wist
dat het een bediening van de dood was. De zonde had hem,
uitgaande van het gebod, gedood. De wet bleek in de praktijk
geen kracht te bevatten om de mens te redden. Bovendien
had Saulus de uitgeroepen gemeente van het koninkrijk ver-
volgd en verwoest. Hij vervolgde Jezus zelf.

‘Wij beseffen steeds meer hoe groot de genade van God is.’

Wij als arme zondaren uit de natiën, zonder God en zonder
Christus in de wereld, waren in grote duisternis. Maar Hij redde
ons uit en liet het evangelie in onze oren komen. Dat betekende
overstromende genade van God, wij aanvaardden Zijn evange-
lie en kunnen ons nu op niets van onszelf beroemen. De grote
heerlijkheid van Zijn genade is, dat wij vanaf de laagste plaats
verhoogd en verheerlijkt worden tot de hoogste plaats –met
Hem- is een genade, die al het andere overtreft!

 

Woord vandaag

‘Ja en als we verder lezen in Efeziërs 1, dan zien we dat wij zijn tot
lofprijs van Zijn heerlijkheid.’

Daar draait het in Efeziërs om. De hoge plaats van het lichaam van
Christus, ook ten opzichte van Israël. Juist dat probleem wordt met
Efeziërs de wereld uit geholpen. Dat zullen we in hoofdstuk 2 gaan
zien. Hier zien we, dat de ekklesia die Zijn lichaam is, zal zijn tot lof-
prijs van Zijn heerlijkheid. Er is echter tot nu toe nog niets gezegd
over een hemelse bediening, maar wel dat alle zegeningen geeste-
lijk zijn. En dat die te midden van de hemelingen zijn.

‘Er staat verder in vers 12, dat de gemeente een voorverwachting
in de Christus heeft. Wat betekent dat?’

Hier wordt opnieuw iets nieuws gezegd. Eerst dus in 1:3, dat het
bij de gelovigen in Christus Jezus om uitsluitend geestelijke zege-
ningen te midden van de hemelingen gaat. Hier in 1:12 wordt aan
de 
gelovigen een eerdere verwachting in Christus toegeschreven.
Dit 
is gebaseerd op de geweldige belofte uit 1 Thessalonicenzen 4,
de 
bazuin van God. Daarin wordt duidelijk, dat de gelovigen die
de 
boodschap van Paulus aanvaardden, weggerukt worden tot
een 
ontmoeting met de Heer ….. in de lucht! Niet op aarde.

‘Bekend. Dat is voordat de Heer Zijn voeten gaat zetten op de
Olijfberg. Want dat is op aarde.’

De ekklesia die Zijn lichaam is moet weg zijn voordat de grote ge-
richten komen als uiting van Gods verontwaardiging. Omdat het
lichaam van Christus de bediening van verzoening heeft, kan die
niet op aarde blijven als de gerichten losbarsten. Daarom de weg-
rukking, die plaats zal vinden vóór de laatste jaarweek van Daniël
9:24-27. Aan het einde van de 70e jaarweek zal Jezus Christus te-
rugkeren en Zijn voeten zetten op de Olijfberg. Tussen de weg-
rukking en de komst voor Israël op de wolken zit dus minstens 7
jaar. Vandaar 1:12 , een voorverwachting hebben in de Christus!