‘Wat een uitzicht geeft Efeziërs!’
Om dat uitzicht op en inzicht in Gods plannen en heerlijkheid te kunnen
bevatten met ons hart, hebben wij extra werking van de geest van Vader
nodig. Paulus bidt, dat de Vader van onze Heer Jezus Christus ons als leden
dat geeft, dat wij innerlijk standvastig gemaakt worden. Dat kan uitsluitend
en alleen door Zijn geest. Het is opnieuw de Vader van de heerlijkheid tot
Wie de apostel zijn gebed richt.
‘Kun je zeggen, dat Efeziërs de brief van de grote kracht van God is?’
Misschien wel. In elk geval stapelt Paulus met begrippen. Het woord genade
alleen is onvoldoende. Het gaat om de heerlijkheid van Zijn genade, de rijk-
dom van Zijn genade, de overstijgende rijkdom van Zijn genade in Zijn mild-
heid, en hier zelfs om de rijkdom van Zijn heerlijkheid (3:16). Het is de Vader
van de heerlijkheid die in Efeziërs sterk naar voren komt. De overstromende
genade en onmetelijke liefde van de Vader, het is teveel voor een gewoon
mensenhart. Daarom het gebed van de apostel!
‘Zeg dat wel. Het duizelt je bijna, zoveel heerlijkheid!’
Onderweg naar Damascus kon Paulus de heerlijkheid niet aan, die hem om-
straalde. Hij viel krachteloos op de grond, net als eerdere profeten dat deden.
(Ezechiël, Daniël). Tegen zoveel licht, kracht (heerlijkheid dus) kon hij niet op.
Mensen van vlees en bloed die van die Weg waren, daar kon hij als een woes-
teling tekeer tegen gaan. Maar tegen deze heerlijkheid van Christus Jezus kon
hij niet op. Voor eens en voor altijd overweldigd door de heerlijkheid van Zijn
genade. Christus Jezus gaf hem de bijzondere innerlijke kracht om door te
gaan ondanks al wat hem overkwam. Daarom bidt de apostel ook om die
kracht voor alle leden van het lichaam van Christus!