‘Machtig beeld, hier aan het einde van Efeziërs 2.’
Ja, het draait om Christus Jezus, en de gelovigen worden in Hem samenge-
voegd en samengebouwd. In vers 21 staat: groeit tot een heilige tempel in
de Heer en in vers 22 staat: samengebouwd worden tot een woonplaats
van God, in de geest.
Er staan woorden die wijzen op groeien (door het geestelijke voedsel van
Zijn woord) en op samenbouwen (door de noodzakelijke toevoer van bouw-
stoffen). Het is een opbouw, dat door beide begrippen wordt aangegeven.
‘Een woonplaats van God, in de geest. Dat moet iets heel bijzonders zijn.’
We hebben een enorm voorrecht. Voorheen woonde Ieue in het heilige
van de heiligen van de tabernakel en later de tempel. Dat was al een onge-
looflijk iets. Maar nu woont Hij in levende mensen, die Hij riep. Er wordt
van hen niets verwacht, Hij bewerkt het willen en het werken naar Zijn
welbehagen in de gelovigen! Dat is een uiting van de groei, die Paulus
zelfs bij de Corinthiërs zag.
‘Er zit een tegenstelling tot de eerste verzen van 2:11-22 in?’
Scherp contrast ja. In de verzen 11-13 gaat het om de situatie van Israël
en de volkeren in het vlees en de verzen 18-22 gaat het om Zijn lichaam,
in de geest. In dat lichaam is de vijandschap weg. Dat lichaam is in Hem
een nieuwe schepping. In de geest zijn zij leden van de nieuwe mens-
heid. Dat werkt zich al op aarde uit, terwijl zij nog leven in de tijd vóór
de bazuin van God. In de geest tellen vleselijke verschillen niet langer een
rol. De verdeeldheid van het vlees geldt in de geest niet. Wij zijn één in
Hem. Wij leven de eenheid van de geest uit!