‘Heel opmerkelijk, dat wij zo’n plaats en positie hebben. Het is geweldig fijn,
dat er vrije toegang tot de Vader is.’

We zijn door Hem geroepen. Aan het einde van Efeziërs 2 wordt gezegd, dat
wij vrije toegang tot de Vader hebben, door Zijn geloof. We hebben dat in ge-
nade ontvangen. Zomaar toegang tot Hem, die ons zo bovenmate liefheeft.
Dat was voorheen bij Israël heel anders, dat hebben we gezien. We zijn niet
beter, integendeel, we hadden in feite geen toekomst en leefden zonder Hem
in de wereld. Maar nu is dat totaal anders geworden. De toegang hebben wij
met vertrouwen door Zijn geloof.

‘We hebben uit onszelf geen enkele aanspraak op dit alles.’

Omdat wij gelovigen zijn, is het voor ons een grote verwachting wat Hij in de
toekomst gaat doen. We hebben echter nu al de toegang met vertrouwen.
Vader heeft ons zelf op zo’n hoge plaats gezet. We zijn in alles begenadigd,
en dat in de Geliefde Zoon. Paulus sprak een verzoek uit naar de gelovigen
in vers 13 van Efeziërs 3: daarom verzoek ik jullie niet ontmoedigd te zijn in
mijn verdrukkingen voor jullie – wat jullie heerlijkheid is.

Wat een liefde spreekt hier uit naar de gelovigen! Hij is in verdrukkingen ten
behoeve van de gelovigen, en dat deerde hem niet. Hij was eerder in zorg
voor de gelovigen, dat zij niet hun moed zouden verliezen.

‘Wat bedoelt hij dan met: wat jullie heerlijkheid is?’

Dit is weer zo’n kostbare uitspraak. De verdrukkingen van Paulus strekten
tot heerlijkheid van de gelovigen. Om het uitbrengen van het woord was hij
steeds in verdrukkingen, maar datzelfde woord kondigt wel de ongehoorde
heerlijkheid van de gemeente aan, die Zijn lichaam is. Heerlijkheid is dat wat
zwaar is, het laat iets zien. De uitstraling van licht – de glans, het schijnsel dat
van 
een bijvoorbeeld een hemellichaam afkomt. Of Christus Jezus, de ver-
heer
lijkte, die de afstraling van Gods heerlijkheid is. Saulus werd omstraald
door 
die heerlijkheid op weg naar Damascus!