Woord vandaag

‘De hemelse Heer is een levendmakende geest, daar waren we toch mee
bezig in 1 Corinthiërs 15?’

Dat woord ‘levendmaken’ is een bijzonder woord, dat wijst op het doen
leven
, Hij is een levendmakende geest. Wat levend wordt gemaakt, blijkt

uit diverse tekstverbanden. Er wordt onder meer gezegd, dat Hij de doden
levendmaakt. (Johannes 5:21; Romeinen 4:17). Johannes 5:21 is daarin bij-
zonder, omdat we daar lezen dat dit levendmaken het werk van de Vader
en de Zoon is:

“Want evenals de Vader de doden opwekt én levendmaakt, zo maakt ook
  de Zoon levend wie Hij wil.”

Hier gaat om de opstanding, opwekking en levendmaking van de doden.
Misschien is dit gedeelte in Johannes 5 naast 1 Corinthiërs 15 het enige
waarin ook de drie begrippen opstaan, opwekken en levendmaken voor-
komen. Als je de Schriften leest, dan blijkt dat opstaan wijst naar het li-
chaam, opwekken naar de ziel en levendmaken naar de geest.

‘Dat is niet altijd duidelijk uit de vertalingen?’

Nee, daarin worden de geweldige waarheden verdoezeld door incorrecte
en vaak inconsequente weergave van de Griekse of Hebreeuwse begrippen.
In Johannes 5 lezen wij dus, dat de Vader en de Zoon betrokken zijn bij het
grote werk: levendmaken. Het geweldige is, dat wij lezen dat de doden, zij
die dood zijn, opgewekt en levendgemaakt zullen worden. Wanneer dat is,
blijkt weer uit andere Schriftplaatsen.

‘Dat is natuurlijk alweer een stuk evangelie.’

Het geeft een geweldig uitzicht op wat de Vader en de Zoon gaan doen.
Het is een ongelooflijk werk, dat zal blijken iedereen in te sluiten. Het is
een geweldig evangelie: de levendmaking van allen, zoals dat klinkt in de
verzen 20-28 van dit fantastische hoofdstuk in 1 Corinthiërs. Zonder deze
boodschap is het inderdaad vloeken in de kerk, zoals een andere blogger
onlangs volkomen terecht opmerkte.
Laten wij ons verheugen in het geweldige evangelie van de Schriften: God
zal allen levendmaken!

Woord vandaag

‘We hebben nagedacht over pinksteren, er was toen een uitstorting van de
heilige geest, die niet herhaald wordt?’

Die wordt tot aan de bazuin van God niet herhaald, want deze uitstorting
van Handelingen 2 heeft niet met het lichaam van Christus te maken, maar
met Israël. Petrus spreekt daar en vertelt in zijn functie als sleuteldrager van
het koninkrijk van de hemelen uit Joël 2 en Psalm 16 en andere gedeelten.
Hij spreekt het evangelie van het koninkrijk. Daarop komen 3000 uit Israël
tot geloof; het begin van de ekklesia die het aardse koninkrijk ingaat.

‘Maar het lichaam van Christus kent toch ook de doop in de heilige geest?’

Ja, dat staat in 1 Corinthiërs 12:13. Dat is echter geen aparte ervaring buiten
het tot geloof komen om. Dit in weerwil wat men in de pinkster- en volle e-
vangelie kringen leert. Daar leert men de doop in de heilige geest als een
aparte ervaring, die elke gelovige moet ondergaan. Dit is echter niet Bijbels.
Allerlei manifestaties die zich hebben voorgedaan, zijn getoetst en onschrif-
tuurlijk gebleken. Wat in 1906 in Los Angeles begon, bleek achteraf een uit-
storting van onheilige geesten te zijn in plaats van een werk van God. Tallo-
ze gelovigen zijn hierdoor misleid en op een dwaalspoor gekomen en velen
hebben het geloof losgelaten wat betreft het praktische leven van elke dag.

‘Binnen deze kringen is men toch ook uiterst verdeeld?’

Je ziet dat ‘de pinkstergeest’ altijd als een splijtzwam werkt in gemeentes.
Daar waar men nuchter rondom het Woord bij elkaar komt, staan na ver-
loop van tijd mensen op, die ‘meer’ willen. Zij willen vaak meer van de
geest ervaren en strekken zich uit naar allerlei gaven, genezingen et cetera.
Men vertrekt dan als groep uit een plaatselijke gemeente om zelf nieuw te
beginnen. Daarna valt zo’n groep ook weer in kleinere groepjes uit elkaar.
Welke geest is er dan aan het werk?

‘Alle reden om dicht bij het woord van God te blijven, dus.’

Het is zaak alles te toetsen aan de Schrift. Men is verlegen met pinksteren.
In navolging van het Jodendom is het als een kerkelijk ‘feest’ op de ka-
lender gekomen. Ten onrechte, want wij hechten niet aan ‘dagen, maan-
den, jaren, vaste tijden’ et cetera. Voor ons zijn alle dagen gelijk; wij vieren
elke dag de opstanding en de hemelvaart van Christus Jezus. In die zin is
het elke dag Pasen.
Wij zijn ons bewust van onze hemelse positie in Christus Jezus!

Woord vandaag

‘Komt toch aardig uit, dat we nu nadenken over dat Hij een levend-
makende geest is. Morgen is het pinksteren.’

Ja, wordt ‘het feest van de geest’ genoemd door mensen die pinkster-
conferenties bezoeken. Zo staat deze week in Visie, het programma-
blad van de EO, een bekende dominee die stelt dat hij in Nederland
nog een opleving verwacht. Mooi om dat te zeggen zo rond pinkste-
ren, waarin men het liefst een nieuwe uitstorting van de heilige geest
wil zien (wat onbijbels is). Dat is de afgelopen tientallen jaren (mis-
schien wel 100 jaar) vaker gezegd. Die opleving gaat echter niet komen.

‘Nou, dat is nogal wat om dat te zeggen. Zegt de Schrift daar dan iets
over?’

Als je 1 Timotheüs 4:1-3 leest, dan zie dat de geest uitdrukkelijk zegt, dat
in latere tijden (era’s, Grieks: kairos) men afstand zal nemen van het ge-
loof. Men zal zich wenden tot misleidende geesten en leringen van demo-
nen. Wat je in de diverse ‘opwekkingen’ ziet, is dat met name dwaalgees-
ten vat krijgen op de gelovigen en men versplintert in allerlei groepjes, om-
dat men allerlei ervaringen had die men in eerste instantie toeschreef aan
de werking van de heilige geest. Later is men door schade en schande wijs
geworden en is men er achter gekomen dat hun ervaring het werk van mis-
leidende geesten was.

‘Ja, dat zie je eigenlijk altijd gebeuren in opwekkingen, waar men vooral ge-
richt was op ervaring en gevoel.’

Geloof baseert zich op wat er staat geschreven, op de feiten van het woord
van God. Dat later het gevoel er bij komt, is een natuurlijk gegeven. Maar
geloof dient voorop te gaan, en dat gaat hand in hand met gezond verstand.
Het hart van de mens heeft alles met het verstand te maken, het denken, de
geest en dus geloof. Geloof komt door horen naar het woord van God, en
uitdrukkelijk niet door ‘iets voelen’ of ‘iets ervaren’. Een ware opwekking
komt door het openen van het woord van God, dat horen en geloven en dan
gaat het leven veranderen. Men wordt meer op God gericht.

‘Ja, het gaat niet met spectaculaire manifestaties van ‘de geest’ gepaard.
God werkt in stilte, in het hart.’

Dat is wat heel wat gelovigen hebben ervaren. Hun leven voltrok zich stille-
tjes, en men getuigde door de rustige levenswandel in de genade van God.
God gebruikt zulke levens, waarin Zijn woord echt centraal staat en waarin
men de geestelijke principes van Christus Jezus volgt, zoals die te vinden
zijn in de brieven Romeinen tot en met Filemon.
In een leven dat op God gericht is, blijkt de kracht van de geest van God,
met voortdurende voeding uit het geschreven woord van God.

Woord vandaag

‘Vandaag kijken wij toch weer verder naar 1 Corinthiërs 15 hoop ik?’

Ja, het corrigeert ons denken als we daar dieper in spitten. Het ver-
sterkt ons geloof, omdat we meer zeker worden van wat de Heer
gaat doen met ons en uiteindelijk heel de mensheid. Paulus verwijst
in vers 45 naar Genesis 2:7. Daar staat meestal ten onrechte het
woord ‘wezen’ vertaald voor het Hebreeuwse nefesj, dat ‘ziel’ be-
tekent. Even los van allerlei gedachten die men heeft bij ‘ziel’. In
Genesis 2:7 wordt duidelijk, dat een mens een ziel is. Door de samen-
voeging van lichaam en levensadem van God werd de mens tot een
levende ziel. De Schrift spreekt bij gelegenheid ook van dode zielen.

‘Helder. De mens is geen levend wezen, maar een levende ziel.’

Dat spreekt 1 Corinthiërs 15:45 Genesis 2:7 na. De essentie van de
oude mens Adam is bloed, het bloed is de ziel. Het hebreeuwse woord
dam betekent bloed. Vandaar: Adam. En het geweldige is, dat hier in
deze brief wordt gezegd:

‘De laatste (niet: de tweede) Adam tot een levendmakende geest.’

Dat is een enorme uitspraak. We kunnen hieruit niet concluderen, dat
de Heer Jezus Christus in Zijn opstanding een geest is geworden. Hier
wordt het begrip ‘geest’ gebruikt om aan te geven, dat Hij zo’n over-
maat aan geest heeft, dat Hij in staat is levend te maken.

‘Hij is natuurlijk het Hoofd van de nieuwe mensheid.’

Zeker, al wordt dat in Efeziërs 2 duidelijk. Aan het begin van de oude
mensheid zien we Adam als levende ziel (bloed), een het begin van de
nieuwe mensheid zien we Christus Jezus als levendmakende geest.
Dit heeft een geweldige betekenis: niet alleen is Hij in staat de mens
weer te doen opstaan uit de doden, dat was al bij Lazarus, het doch-
tertje van Jaïrus en de jongeling van Naïn gebleken. Hier staat meer:
Hij is in staat levend te maken. Hij is zelf levendgemaakt (vers 22,23),
en vanaf dat moment gaat Hij iedereen levendmaken!

Woord vandaag

‘Wel fijn om even vers voor vers door dit stukje in 1 Corinthiërs 15 te gaan.’

Het is een onthulling, die voorbereidt op en past bij de latere onthullingen in
Efeziërs, Filippenzen en Kolossenzen. In het vers dat nu aan de orde is, vers 44,
komt weer een tegenstelling naar voren: ‘een ziels lichaam wordt gezaaid, een
geestelijk lichaam wordt opgewekt; als er een ziels lichaam is, is er ook een
geestelijk lichaam.’
Het kenmerk van ons lichaam betreft het bloed. Het woord ‘bloed’ wordt hier
niet gebruikt, maar de Schrift geeft aan, dat de ziel te maken heeft met het
bloed (Leviticus 17:10-12). Dat zouden wij beseffen als we hier 1 Corinthiërs 15
lezen. De Heer geeft dit aan, als Hij bij Zijn discipelen komt in de opstanding.

‘Hij spreekt wel van vlees en gebeente, maar niet van bloed.’

Dat staat in Lucas 24:39, ja. Een geest heeft geen vlees en beenderen, maar de
Heer in Zijn opstanding wel. Dat weerspreekt de gedachte die bij nogal wat
theologen heerst, dat Hij niet echt lichamelijk (dus met vlees en beenderen) is
opgestaan. De theologen zitten daarmee faliekant mis; het zijn de moderne
sadduceeën. Thomas kon de Heer aanraken en vaststellen, dat Hij het werkelijk
was, de wonden in Zijn handen en Zijn zij. Daarmee verdween het ongeloof bij
Thomas en erkende hij: ‘Mijn Heer en Mijn God!’

‘In het veranderde opstandingslichaam zit dus geen bloed meer?’

Precies, en dat bindt de ziel ook aan de aarde. Nu dat ontbreekt, want vlees
en bloed kunnen het koninkrijk van God niet als lotdeel genieten, kan het li-
chaam geschikt zijn aan de nieuwe, hemelse omgeving. Wat wordt opgewekt,
is dus een geestelijk lichaam. Dat zouden wij heel diep beseffen; het begrip
‘geest’ (en ‘geestelijk’) kenmerkt deze tijd waarin wij nu leven. Efeziërs 1:3
spreekt van louter geestelijke zegen te midden van de hemelingen. Zo wordt
in een redelijk ‘vroege’ brief al duidelijk waar het om gaat! Onze toekomst
is niet op aarde, maar boven!