Woord vandaag

‘Die Vader, die is geweldig, dat ervaar je steeds meer en meer.’

Alles is uit Hem, Hij is de Vader van de heerlijkheid. Hij is de Vader van
onze Heer Jezus Christus. Hij is de bron van alles. ‘Vader’ drukt de relatie
van Hem uit tot Zijn geliefde Zoon en tot Zijn geliefde zonen. Dat zijn wij,
de leden van het gezamenlijk-lichaam. Naar Hem, de Vader, wordt iedere
vaderlijke verwantschap in de hemelen en op aarde genoemd. Al wat
zich vader kan noemen, zowel in de hemelen als op de aarde, is afgeleid
van de grote Vader, die alles geschapen en voortgebracht heeft.

‘We zijn zeer gezegend, dat wij die Vader mogen kennen.’

Nou en of! Hij heeft ons alles gegeven wat nodig is. En op weg naar de
bazuin geeft Hij ons troost in onze druk. Hij bemoedigt als wij pijn lijden,
de heerlijkheid wacht! Hij wijst de weg in moeilijke, uitzichtloos lijkende
omstandigheden. Hij overziet heel de weg die wij zullen gaan. Hij is het,
die zorgt voor ons als Zijn kinderen. Vol vertrouwen zeggen wij, of roe-
pen wij soms: ‘Abba, Vader’. Hij wijst de weg als ons onrecht aangedaan
wordt: ‘wreekt uzelf niet, geliefden, maar geeft plaats aan de veront-
waardiging, Hij zal terugdoen’.

‘We hebben een machtig evangelie, genade en verzoening.’

Dat klinkt uit de woorden van Romeinen 12:14-21. ‘Houdt, voor zover
het van u afhangt, vrede met alle mensen, in het bijzonder de huisge-
noten van het geloof’. De houding van vrede en dus verzoening, dat
is wat de Vader ons aanzegt te doen in situaties waarin vijandschap
zich voordoet. En die is er voortdurend, in oppositie tegen het woord
van de waarheid van het evangelie. Daarom onderbinden wij onze
voeten met het evangelie van de vrede, dat wil zeggen: kijkend naar
onze Vader, wandelen wij in vrede met de medemensen!

Woord vandaag

‘Wel een bijzonder gebed, in Efeziërs 3:14-21.’

We kunnen niet anders dan concluderen, dat Paulus hier een door God geïnspi-
reerd gebed uitspreekt. De woorden zijn zo gekozen, dat een mens uit zichzelf
nooit zoiets kan zeggen. Het ten behoeve hiervan sluit dus aan op 3:1, waar dat
ook staat. Het verwijst naar het einde van Efeziërs 2, alwaar het hoogtepunt is
dat God een woonplaats heeft in de geest: de gemeente, het lichaam van Chris-
tus. Dan is dat wel het instrument, dat door Christus Jezus wordt gebruikt voor
de hemelse machten en krachten. De soevereiniteiten en de gevolmachtigden
onder de hemelingen.

‘Hij buigt de knieën voor de Vader van onze Heer Jezus Christus.’

Dat is ook onze Vader, daar hebben wij vrije toegang toe, door Zijn geloof.
Toegang tot de Vader. Rechtstreeks. Zonder bemiddeling van een priester of
iets dergelijks. Daardoor zijn wij rijk gezegend. Vader is degene die verwekt.
Hij heeft ons gewekt om zonen van Hem te zijn, als wij werkelijk onthuld zul-
len worden aan de schepping. Dat is een hoge heerlijkheid, de plaats van zoon.
Vader is degene, die zorgt voor Zijn kinderen en Zijn zonen inzet in Zijn dienst.


‘Machtig, dat wij dan diezelfde geest hebben ontvangen.’

In het dagelijks leven heeft een zoon vooral via het bloed verwantschap
met zijn vader. In het geestelijk bereik hebben wij als zonen dezelfde geest
van de Vader ontvangen. De geest van het zoonschap. In en door die geest
leven wij. En door die geest roepen wij: ‘Abba, Vader’. Die geest komt on-
ze zwakheid te hulp. Wij weten vaak niet wat wij zullen bidden naar wat
moet zijn. Wij kennen de toekomst niet, wat morgen gebeurt bijvoorbeeld.
Daarom roepen wij misschien wel vaak in onze situatie: ‘Abba, Vader!’
En Hij zal voorzien in wat nodig is, altijd, ook vandaag!

Woord vandaag

‘Wat kunnen we veel leren van de apostel, die in verdrukkingen en lijden
zo’n houding aanneemt!’

Nou en of, Timotheüs was de apostel gevolgd, niet alleen in geloof, maar ook
in kwaad lijden omwille van het evangelie van genade. Maar, met het woord
heerlijkheid komt Paulus eigenlijk weer terug bij zijn woorden uit het einde
van Efeziërs 2 en begin van Efeziërs 3, plus al wat hij verder in Efeziërs 3:1-12
heeft gezegd als aanvulling. De gemeente is een woonplaats van God, in de
geest. Dat is de grote heerlijkheid van de gemeente die het lichaam van Chris-
tus is. Om die reden gaat de apostel God danken. Dat wilde hij al gaan doen
in 3:1, maar weidde eerst uit over het beheer van de genade en het geheime-
nis.

‘Wat is het een enorme brief, dat Efeziërs!’

Omdat de apostel aan het einde van Efeziërs 2 alle drie aspecten van het Efe-
ze-geheimenis heeft uitgewerkt, gaat hij tot een dankgebed komen. In 3:1 merk
je dat al, maar pas in 3:14 wordt het concreet:

Ten behoeve hiervan buig ik mijn knieën voor de Vader van onze Heer Jezus
Christus

In 1:17 bidt hij tot de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader van de heer-
lijkheid
en spreekt zijn woorden uit. Bidt om de geest van wijsheid en onthulling

in erkenning van Hem. En nu, in hoofdstuk 3, gaat het óók om iets belangrijks:
opdat Hij jullie geeft …. In kracht standvastig gemaakt te worden door Zijn
geest in de innerlijke mens

‘Dat is vandaag ook bijzonder hard nodig.’

Zeer zeker. In alle nood en druk hebben wij dat hard nodig. Paulus buigt de knieën
en als je door je knieën gaat, zou het alleen voor God, de Vader zijn. Dat typeert
onze innerlijke houding, geestelijk gesproken. Je kunt letterlijk op je knieën gaan
in gebed en je toch verzetten tegen wat de Vader wil. Dat uiterlijke gegeven zegt
misschien wel iets, maar zeker niet hoe het echt van binnen is bij de gelovige.
Daarom is op je knieën (letterlijk) bidden geen voorschrift bij Paulus. Het gaat
om 
iets veel belangrijkers: de innerlijke houding van het hart, de geest!

Woord vandaag

‘Heel opmerkelijk, dat wij zo’n plaats en positie hebben. Het is geweldig fijn,
dat er vrije toegang tot de Vader is.’

We zijn door Hem geroepen. Aan het einde van Efeziërs 2 wordt gezegd, dat
wij vrije toegang tot de Vader hebben, door Zijn geloof. We hebben dat in ge-
nade ontvangen. Zomaar toegang tot Hem, die ons zo bovenmate liefheeft.
Dat was voorheen bij Israël heel anders, dat hebben we gezien. We zijn niet
beter, integendeel, we hadden in feite geen toekomst en leefden zonder Hem
in de wereld. Maar nu is dat totaal anders geworden. De toegang hebben wij
met vertrouwen door Zijn geloof.

‘We hebben uit onszelf geen enkele aanspraak op dit alles.’

Omdat wij gelovigen zijn, is het voor ons een grote verwachting wat Hij in de
toekomst gaat doen. We hebben echter nu al de toegang met vertrouwen.
Vader heeft ons zelf op zo’n hoge plaats gezet. We zijn in alles begenadigd,
en dat in de Geliefde Zoon. Paulus sprak een verzoek uit naar de gelovigen
in vers 13 van Efeziërs 3: daarom verzoek ik jullie niet ontmoedigd te zijn in
mijn verdrukkingen voor jullie – wat jullie heerlijkheid is.

Wat een liefde spreekt hier uit naar de gelovigen! Hij is in verdrukkingen ten
behoeve van de gelovigen, en dat deerde hem niet. Hij was eerder in zorg
voor de gelovigen, dat zij niet hun moed zouden verliezen.

‘Wat bedoelt hij dan met: wat jullie heerlijkheid is?’

Dit is weer zo’n kostbare uitspraak. De verdrukkingen van Paulus strekten
tot heerlijkheid van de gelovigen. Om het uitbrengen van het woord was hij
steeds in verdrukkingen, maar datzelfde woord kondigt wel de ongehoorde
heerlijkheid van de gemeente aan, die Zijn lichaam is. Heerlijkheid is dat wat
zwaar is, het laat iets zien. De uitstraling van licht – de glans, het schijnsel dat
van 
een bijvoorbeeld een hemellichaam afkomt. Of Christus Jezus, de ver-
heer
lijkte, die de afstraling van Gods heerlijkheid is. Saulus werd omstraald
door 
die heerlijkheid op weg naar Damascus! 

Woord vandaag

‘Een hemelse roeping boven, wat een boodschap heeft Efeziërs!’

Het is iets dat onze verwachting is. We kunnen nu eenmaal niet anders.
Het verwachtingsgoed te midden van de hemelingen in Christus Jezus gaat
ver boven al het andere uit. Daarvoor zijn wij gerechtvaardigd, verzoend,
en zullen ook lijfelijk de heerlijkheid aandoen die Hij ons geeft. Dat heeft
-als het goed is- weerslag op ons dagelijks leven. Hij geeft ons wat nodig is
tot een waardige wandel.

‘Ook daarin zijn wij toch een schouwspel?’

Ja, de hemelse machten en krachten kijken naar de leden van het lichaam
van Christus. Zij kijken hoe op die leden vurige pijlen afgeschoten worden.
De tegenwerker is uitermate actief als het om de leden van het lichaam van
Christus gaat. Hij slaagt er voortdurend in ze tegen elkaar uit te spelen. Dat
is wat zijn voornaamste tactiek is. Als we kijken naar de geschiedenis van
de christenheid, dan zien we steeds weer dat gelovigen uit elkaar gespeeld
worden, soms op grond van een kleinigheid.

‘Wie de ware gelovigen zijn, dat zal moeten blijken.’

Dat is uiteindelijk iets van Vader zelf. Aan de Korinthiërs schreef Paulus, dat
er wel sekten (Grieks: hairèsis) onder hen moesten zijn, opdat blijkt wie be-
proefd zijn. Hij wijst hen op de gezindheid van Christus Jezus, die zicht
baar
werd toen Hij met Zijn discipelen de laatste (hoofd)maaltijd hield. Dat 
gelo-
vigen in die ootmoed en liefde met elkaar zouden leven, zoals Hij dat 
met
Zijn discipelen deed. We worden voor onze wandel gewezen op onder
schik-
king en ootmoed in de hoogste onthullingen van Efeziërs, Filippenzen, 
Ko-
lossenzen en 2 Timotheüs!