14 december 2016
‘Wat gebeurde met de gelovige?’
Het knagende schuldgevoel, de steeds
weer door de wet en regels aangewezen
persoonlijke tekorten: het had verwoes-
tend gewerkt in het geestelijk leven. In
plaats van de echte blijdschap in het hart
was de gelovige een masker op gaan zet-
ten. Want je moet als goed gelovige goed
leven! Daar zijn toch de leefregels voor!
‘Dat ging op den duur knijpen.’
Vroeg of laat val je door de mand. Anderen
in de gemeente, die scherp keken, hadden
het gezien. Maar ruimte gegeven om het
proces Gods gang te laten gaan. Totdat
het ging over genade in de praktijk volgens
Romeinen 6. Daar staat, dat de gelovigen:
niet onder wet, maar onder genade zijn
(vers 15).
‘Ja, mooi, ga door.’
Vooral dat: zijn was bij de gelovige ingesla-
gen als een bom. Zo vaak dat stukje gele-
zen, het was nooi echt doorgedrongen.
Maar door die spreekbeurt was het ineens
duidelijk geworden:
ik ben niet onder de wet –
ik ben onder de genade van God!
Daar hoef ik nu juist niets voor te doen.
In mijn leven als gelovige ben ik onder de
genade, ongeacht of ik veel of weinig ver-
keerd doe. Ik hoef niet te kijken naar al die
regels, ik kijk naar God, die genadig is,
fantastisch!! “Daardoor ben ik bevrijd”, gaf
de gelovige later toe. “God maakte me in-
eens vrij. En nu merk ik dat ik niet meer
zo naar mezelf kijk, maar naar mijn Vader!”